Marcus 1,40-45

 


Reiniging van een

Wat opvalt is de intensiteit van de ontmoeting: Harten die in gesprek zijn, en een hand die de geschilferde huid aanraakt.

40
Er kwam een melaatse1 tot hem
die hem dringend2 om hulp vroeg
[waarbij hij knielde]
en tot hem zei:
als u wilt, kunt u mij rein maken3 .
41
Diep geroerd4 strekte hij de hand uit,
raakte hem aan5
en zei tot hem:
ik wil het, word rein.
42
En meteen6 verdween de melaatsheid van hem
en werd hij rein.
43
Toen viel hij stevig tegen hem uit,
en stuurde hem meteen weg.
44
Hij zei tot hem:
Zie toe dat je niemand iets zegt,
maar ga,
toon jezelf aan de priester7
en offer voor je reiniging
wat Mozes verordend heeft
als getuigenis voor hen.
45
Maar toen hij8 weggegaan was
begon hij overal te roepen
en het woord9 bekend te maken,
zodat hij10 niet meer openlijk een stad kon binnengaan,
maar buiten moest blijven, op verlaten plaatsen.
Toch bleef men naar hem toe komen,
van alle kanten.
 

Noten

  1. Aan de ‘huidvraat van de NBV kan ik niet wennen. Het gaat m.i. meer om het (maatschappelijk) stigma dan om de adequate diagnose van de ziekte van de man. ‘Melaats’ is dan geen verkeerde keuze↩︎

  2. παρακαλέω — troosten, vermanen. Naar mijn gevoel drukt het w.w. hier intensiteit uit, zoals troost en vermaning altijd communicatie zijn van hart tot hart. Vandaar ‘dringend’↩︎

  3. Nota Bene, ‘Het Boek’ vertaalt hier ‘genezen’ — dán gaat het dus wél om de ziekte, en wordt het maatschappelijk stigma helemaal wegvertaald. ‘Rein’ is een sociale term, geen medische↩︎

  4. De intensiteit van vs. 40 heeft diepe gevolgen↩︎

  5. haptonomie!↩︎

  6. vgl. vs. 43, maar ook 29, 30, en de voetnoot dáárbij van Harry Pals↩︎

  7. Vgl. Lev. 13:49↩︎

  8. de man? Marcus lijkt hier onduidelijk. Bewust?

    In leesrooster@yahoogroups.com schrijft Gert Knepper hierover:

    Met αὐτὸν in 45b drukt de auteur uit dat het onderwerp van dat zinnetje

    een ander is dan de Ὁ uit 45a.

    Nu is wel de vraag: wie is de Ὁ uit 45a? Als 45b niet op Jezus zou slaan

    (maar op de ex-lepralijder, wat grammaticaal mogelijk is), dan moet 45a dus

    noodzakelijkerwijs wel op Jezus slaan. Ook dat is grammaticaal goed

    verdedigbaar, maar we krijgen dan dus de situatie dat de voormalige patiënt

    in 44 op het hart gedrukt krijgt niemand iets te vertellen; in 45 gaat Jezus

    evangeliseren en het verhaal (blijkbaar: de genezing) verbreiden (d.w.z.

    doen wat hij zijn patiënt uitdrukkelijk verboden had), met als resultaat dat

    de oud-leproos zich niet meer in de stad kan vertonen (waarom niet?) maar

    gedwongen is zich naar eenzame plaatsen te begeven, maar zonder enig

    resultaat want iedereen vindt hem daar toch wel.

    Grammaticaal allemaal volstrekt acceptabel, maar de opvatting met de

    genezene in de hoofdrol in 45a en Jezus in 45b is toch aanzienlijk

    logischer.

    Dat vertalingen in 45b met ‘Jezus’ weergeven is hun oplossing van

    een Nederlands probleem: voor een Griekse toehoorder is duidelijk dat “ho”

    (45a) en αὐτὸν (45b) twee verschillende heren betreft; het Nederlands moet

    hier expliciteren.↩︎

  9. NBV: ‘wat er gebeurd was’. Daarmee gaat echter het sprekende karakter van het gebeurde verloren. Gezien het krachtige gebruik door Marcus van het woord logos elders kies ik voor ‘woord’↩︎

  10. Jezus (?)↩︎

Scroll naar boven