Jona 3
- Vertaling: Jan Geursen
- voor 18 januari 2009: 2e van Epifanie (B-jaar)
- uit Jona: Jona 3
Wie weet is God toch níet het noodlot!
Noten
-
Wij zouden het Hebr. woord qeriah, dat in het OT alleen hier voorkomt, kunnen vertalen met ‘boodschap’of een synoniem hiervan. Maar dan zou niet meer te merken zijn dat dit woord is afgeleid van het werkwoord qara’ (roepen) dat er vlak vóór staat.↩︎
-
In het Hebr. hoort het hier voorkomende deelwoord tot een stamformatie van hapak (omwenden, omkeren/verwoesten, veranderen) die zowel een reflexieve ( zich…..) als een passieve betekenis (….worden) kan hebben. Vormen van onze werkwoorden ‘omkeren’, ‘terugkeren van’ en ‘zich afkeren van’ moeten eerder worden gereserveerd voor de vertaling van het Hebr. werkwoord sjoeb, zoals in vs 8,9 en 10.↩︎
-
Vanwege ‘van groot tot klein’ in de vorige regel lees ik met A.S. van der Woude (*Jona in de serie De Prediking van het Oude Testament, Nijkerk 1978) de verzen 6-9 als een verklarende vertelling-achteraf of flash back.↩︎
-
Bij ‘omroepen’ zal men verwachten dat hier in het Hebr. een vorm van het werkwoord qara’ (roepen) staat, maar het betreft hier een vorm van het werkwoord za’aq (schreeuwen). Het zou mooi zijn als er na ‘liet omroepen’ zou volgen: ‘en (liet) zeggen’, maar de gebruikte Hebr. stamvorm laat dit niet toe. In de nu gegeven vertaling hopen wij over te brengen dat in wat de koning laat omroepen hij het zelf is die spreekt.↩︎
-
Vanwege het in vs 7b genoemde bevel veroorloof ik mij hier en in vs 8 modale vertalingen van de werkwoordsvorm, dus met ‘mogen’ en ‘moeten’. Wanneer ik ook in vs 9 voor de modale vertaling ‘**wil omkeren’ kies, is dit uiteraard niet vanwege het bevel van de koning, maar vanwege de prediking van Jona, die hoe dan ook bij de mannen van Nineve een hoopvol vermoeden moet hebben gewekt ten aanzien van de God van deze profeet.↩︎