Lucas 3,1-6

 


1
In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius,
toen Pontius Pilatus regeerde over Judea,
tetrarch over Galilea was Herodes,
Filippus, zijn broer, was tetrarch over Iturea en Trachonitis,
Lysanias was over Abilene tetrarch1
2
ten tijde van de hogepriester Annas, en Kajafas,
kwam een woord2 van God tot Johannes, de zoon van Zacharias,
in de woestijn.
3
En hij ging de hele omgeving van de Jordaan een bekeringsdoop verkondigen,
opdat zonden vergeven werden.
4
Zoals geschreven staat in het boek met de woorden van de profeet Jesaja:
Een stem van een roepende3 in de woestijn:
Bereidt de weg van de Heer,
maakt zijn paden recht.
5
Elke ravijn moet gevuld worden,
elke berg en heuvel moet verlaagd4 worden,
het kromme moet recht worden,
de hobbelige wegen geeffend,
6
en alle vlees5 zal de redding van God zien.
 

Noten

  1. In de vertaling heb ik de gevarieerde stijl van vs. 1 pogen weer te geven. We horen achtereenvolgens:

    naam — ambt,

    naam — ambt — gebied,

    ambt — gebied — naam,

    naam — ambt — gebied,

    naam — gebied — ambt.↩︎

  2. “Woord van God” hier tehandhaven, i.t.t. NBV!↩︎

  3. “roepen” hier handhaven, zoals dat ook in Jes. 40:3 (BH en LXX, en in NBV!) te horen is.

    Bovendien bewaren we zo de achtergrond van een nederlandse uitdrukking.↩︎

  4. m.i. beter dan “geslecht” (NBV). Vgl. “Luke may have seen significance in the use of tapeinoô to express the humbling of the proud”(I.H.Marshall, The Gospel of Luke [NIGTC], 1978).↩︎

  5. “Al wat leeft” (NBV) zeker niet per se onjuist (maar zie ook πᾶσα σὰρξ in Hand. 2:17; cf. Mrk. 13:20// Mat.24:22), maar het is goed dat “vlees” als bijbels spraakgebruik hoorbaar blijft.↩︎

Scroll naar boven