Handelingen 11,19-30

 


de diaspora te Antiochië

19
Zij nu die verstrooid waren geraakt
vanwege de verdrukking
ontstaan bij Stefanus,
trokken verder tot Fenicië, Cyprus en Antiochië,
waarbij zij niemand het woord verkondigden
dan alleen de Judeeërs.
20
Maar er waren sommigen onder hen,
mannen van Cyprus en Cyrene,
die in Antiochië gekomen,
ook tot de Hellenisten spraken,
Jezus verkondigend als de Heer.
21
En de hand van de Heer was met hen:
een groot aantal kwam tot vertrouwen
en bekeerde zich tot de Heer.
22
Dit woord over hen
kwam de kerk te Jeruzalem ter ore
en zij zonden Barnabas uit
om naar Antiochië te gaan.
23
Aangekomen
en Gods genade ziende,
verheugde hij zich
en riep iedereen erbij om
met hartsverlangen bij de Heer te blijven.
24
Want hij was een goed man,
vol van heilige geest en vertrouwen.
Een aanzienlijke menigte
voegde zich bij de Heer.
25
Daarna vertrok hij naar Tarsus
om Saulus te zoeken.
26
Toen hij hem had gevonden,
bracht hij hem naar Antiochië.
Het geschiedde hen zelfs
dat zij een vol jaar in de kerk bijeen kwamen
en een aanzienlijke menigte onderwezen
en dat voor het eerst te Antiochië
de leerlingen christenen werden genoemd.
27
In die dagen kwamen vanuit Jeruzalem
profeten naar Antiochië.
28
Eén van hen,
Agabus genaamd,
stond op
en duidde door de geest
dat er een grote hongersnood stond te gebeuren
over de hele bewoonde wereld.
Die ook geschied is onder Claudius.
29
Naar gelang hun welstand
bepaalde ieder van de leerlingen
diaconale hulp te sturen
naar de in Judea woonachtige broeders.
30
Zij deden dat
door het de oudsten te zenden
via handen van Barnabas en Saulus.
Scroll naar boven