Amos 6,1-7

 


Samaria ten onder

(vanwege de samenhang zijn drie verzen meer vertaald dan het rooster aangeeft)

1
Wee de zorgelozen op de Sion
de zelfverzekerden op de berg Samaria
aangemerkt als de top(leiders) der naties
tot wie het Huis Israël zich wendt.
2
Steek over naar Kalné en kijk
en ga vandaar naar Groot Chamat
en daal af naar Gat van de Filistijnen.
Zijn die beter dan deze koninkrijken1
of is hun gebied groter dan jullie gebied?
3
Jullie, die de kwade dag ver weg houdt2
je brengt het heersen3 van geweld dichtbij.
4
Die neerliggen op ivoren bedden
op hun divans rondhangen
die de lammetjes uit de kudde opvreten
en de kalfjes midden uit de stal
5
die improviseren op de klank4 van de harp, als [waren ze] David
ze hebben voor zich begeleidingsinstrumenten uitgedacht.
6
Die met topkwaliteit olie zich zalven
die uit plengschalen wijn drinken
maar ze bekreunen5 zich niet over de verbreking van [ het volk van] Jozef!6
7
Daarom zullen ze nu in ballingschap gaan aan de spits van de ballingen.
Weg is het geblèr7 van wie zo rondhangen!
 
8
Mijn Heer JHWH heeft bij zichzelf gezworen
– uitspraak van JHWH god der Legerscharen –:
‘Ik verafschuw de hoogmoed van Jakob
zijn herenhuizen8 haat ik.
Ik lever die stad uit, met al wat haar vult.’
9
En als het zo is dat er tien personen overblijven in één [en hetzelfde] huis…
sterven zullen ze!
10
Tilt iemands oom-en-lijkverbrander9 hem dan op
om het gebeente uit te dragen, dat huis uit
en zegt deze tegen wie achter in het huis is:
‘Is daar bij jou nog iemand?
en die zegt: ‘Niks’
dan zegt hij: ‘Sst!’
want het is er niet naar om de Naam JHWH te memoreren.10
 

Noten

  1. ‘koninkrijken’ Ook volgens het parallellisme moeten bedoeld zijn noordelijk Israël en Zuidelijk Juda [ itt NBV].↩︎

  2. n-d-d, hapax leg. De betekenis ervan wordt opgemaakt uit het antithetische woord n-g-sj in de volgende zin.↩︎

  3. y-sj-b, gezeten zijn: als heerser op de troon.↩︎

  4. ‘al piy wordt door de mas. tekst verbonden met harp. Vandaar, met Buber: de klank van…↩︎

  5. ‘bekreunen’ nif ch-l-h, zich ziek maken, vgl. Jer. 12,19.↩︎

  6. Verbreking = het kapot maken ( vgl bv Jer. 8,21; 4,20) van ‘Jozef’, het [gewone] volk van noordelijk Israël.↩︎

  7. ‘geblèr’, alleen nog in Jer. 16,5.↩︎

  8. woningen met verdieping [voor bemiddelden]. ‘Paleizen, bolwerken, of woontorens’ wekken verkeerde associaties.↩︎

  9. dod, familielid van vaders zijde die de plicht tot lijkverbranding heeft (vgl. Lexicon).↩︎

  10. Slot: cryptisch en suggestief! De laatste regel zou kunnen beduiden: Spreek geen groet waarin de Godsnaam voorkomt: Dominus tecum.↩︎

Scroll naar boven