Rubrieken
Agenda
De DM-Stichting
Gesorteerd op: Bijbels
Gesorteerd op: Bijbels
Nieuws
Hoe kan ik ...
|
7e zondag van Pasen, 24 mei 2009
Johannes 17,1-26
Jezus
Inleiding
Met recht mag hier sprake zijn van een hogepriesterlijk gebed. Plaatsbekledend bidt Jezus voor zijn gemeente in de wereld. Zijn glorie (van Pasen) blijft verbonden aan hen die vleselijk zijn (v.2) en niettemin in het kennen van de Naam eeuwig leven ontvangen.
De eenheid van deze Naam wordt weerspiegeld in de eenheid van de ecclesia.
Vertaling
1Deze dingen heeft Jezus gesproken,
en terwijl hij zijn ogen ten hemel hief, zei hij:
Vader, het uur is gekomen.
Maak dan glorie groot aan uw zoon,
opdat de zoon glorie geve aan U,
2zoals Gij hem volmacht hebt gegeven over alle vlees,
opdat, al wat Gij hem gegeven heeft,
hij aan hen geven zal: eeuwig leven .
3En dit is het eeuwige leven,
dat zij U erkennen,
de enig waarachtige God,
en die Gij gezonden hebt, Jezus Christus.
4Ik heb uw glorie groot gemaakt op de aarde,
het werk volbrengend,
dat Gij mij te doen hebt gegeven,
5En nu, maak Gij mijn glorie groot, Vader,
met de glorie, die bij U is,
die ik bij U had voor de wereld bestond.
6Uw naam heb ik geopenbaard aan de mensen,
die Gij mij uit de wereld gegeven hebt.
Die de uwen waren,
hebt Gij ook aan mij gegeven,
en Uw woord hebben zij bewaard.
7Nu hebben zij erkend,
dat al wat Gij mij gegeven hebt,
bij U vandaan is.
8Want de woorden, die Gij mij gegeven had,
die heb ik hun gegeven,
en zij hebben ze ontvangen,
en ook erkend,
dat zij waarlijk van U zijn uitgegaan.
en zij hebben geloofd,
dat U mij gezonden hebt.
9Om hen kom ik met mijn vragen,
niet om de wereld stel ik mijn vragen,
maar om hen die Gij mij gegeven hebt,
10want zij zijn de uwen
— en al het mijne is het uwe,
en het uwe is het mijne —
en in hen is mijn glorie grootgemaakt.
11En ik ben niet meer in de wereld
-ook al zijn zij wel in de wereld-
omdat ik tot U kom;
heilige Vader, bewaar hen in uw naam,
die Gij mij hebt gegeven,
opdat zij één zullen zijn, zoals wij,
12Toen ik bij hen was
heb ik hen bewaard in uw naam,
die Gij mij hebt gegeven,
en heb ik over hen gewaakt,
en niemand uit hen is verloren gegaan,
behalve de zoon van de verlorenheid,
opdat de schrift vervuld zou worden.
13Maar nu kom ik tot U,
en deze dingen spreek ik (nog) in de wereld,
opdat zij mijn vervulde vreugde
in zichzelf zouden hebben.
14Ik heb hun uw woord gegeven,
en de wereld heeft hen gehaat,
omdat zij niet uit de wereld zijn,
zoals ik niet uit de wereld ben.
15Ik vraag niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt,
maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.
16Uit de wereld zijn zij niet,
zoals ik niet uit de wereld ben.
17Heilig hen in de waarheid.
Uw woord is waarheid.
18Zoals Gij mij in de wereld gezonden hebt,
heb ik ook hen gezonden in de wereld,
19en voor hen heilig ik mijzelf,
opdat ook zij geheiligd zijn in waarheid.
20Niet alleen vraag ik het om dezen,
maar ook om hen die door hun woord
in mij geloven,
opdat allen één zullen zijn,
21zoals Gij, Vader, in mij bent en ook ik in U ben,
dat ook zij in ons zullen zijn,
opdat de wereld zal geloven,
dat Gij mij gezonden hebt.
22En de glorie die Gij mij gegeven hebt,
heb ik ook hen gegeven,
opdat zij één zouden zijn,
zoals wij één zijn:
ik in hen, en Gij in mij,
23opdat zij tot één voleindigd worden,
en opdat de wereld erkenne,
dat Gij mij gezonden hebt
en Gij hen liefgehad hebt,
zoals Gij mij liefgehad hebt.
24Vader, degenen Gij mij gegeven hebt,
ik wil, dat waar ik ben,
ook dezen met mij zullen zijn,
opdat zij mijn glorie aanschouwen,
die Gij mij gegeven hebt,
omdat Gij mij liefhad voor de grondlegging der wereld.
25Rechtvaardige Vader,
de wereld heeft U niet erkend,
maar ik heb U erkend,
en dezen hebben erkend,
dat Gij mij gezonden hebt.
26Ik heb hen uw naam bekend gemaakt,
ook zal ik hem bekend maken,
opdat de liefde,
waarmee Gij mij liefgehad hebt,
in hen zij
en ik in hen.
|