aanmelden
Schriftlezing
website van de Dirk Monshouwer Stichting
H | 2e v.d. herfst | Leesrooster | M | Contact
Rubrieken
Agenda
De DM-Stichting
d Bijbelvertalingen
Gesorteerd op:
Bijbels
d Exegeses
Gesorteerd op:
Bijbels
Nieuws
d Links
Hoe kan ik ...
Goede Vrijdag, 10 april 2009
Johannes 18
Inleiding
In dit eerste hoofdstuk van Jezus´ passie volgens Johannes is onmiskenbaar ook het Paasthema hoorbaar, ondermeer in het veelvuldig terugkerende werkwoord ´uitgaan´ en natuurlijk ook door de ironisch gekruide situatieschetsen, waarin Jezus telkens Heer blijft van zijn eigen overlevering.
Deze ironie wordt evenwel tot bittere ernst als Jezus in zijn verhoor door de hogepriester verwijst naar zijn leerlingen, die hem gehoord hebben (v.21)
Jezus´verhoor is letterlijk door Petrus´loochening ingesloten.
Uiteindelijk heb ik er voor gekozen om de dialoog tussen Pilatus en Jezus in de ´jij-vorm´ te vertalen. Dit ter afwisseling van bestaande vertalingen en omdat m.i. Pilatus vanaf 18:33 een soort (misplaatste) vertrouwelijkheid met Jezus zoekt.
Vertaling
  1        Na deze dingen gezegd te hebben,
            is Jezus met zijn leerlingen (de stad) uitgegaan,
            naar de overkant van de Kedronbeek 1
            waar een hoftuin was,
            die hij en zijn leerlingen binnengingen.
  2        Ook Judas, die hem zou overleveren
             kende deze plaats
            want Jezus kwam daar vaak met zijn leerlingen samen.
  3        Als Judas dan een troep 2 (soldaten) met zich genomen heeft,
             en ook helpers uit de overpriesters en de Farizeeën,
            komt hij daar met fakkels, toortsen en wapens.
  4        En Jezus, wetend alles wat hem gaat overkomen,
            ging naar hen uit en zei:
  5        Wie zoeken jullie?
            Zij antwoordden hem: Jezus de Nazarener.
  6        Hij zei tot hen: Ik ben het !
            Ook Judas, die hem overleverde, stond daar met hen.
            En terwijl hij tot hen zei: Ik ben het !
            gingen zij achterwaarts af en vielen op de grond.
  7        Opnieuw bevroeg hij hen:
            Wie zoeken jullie ?
            Ze zeiden: Jezus de Nazarener !
  8        Jezus antwoordde: Ik héb jullie gezegd, dat ik het ben !
            Indien jullie mij dan zoeken,
            laat dezen heengaan.
  9        Opdat het woord vervuld wordt, dat hij sprak:
            ´Uit hen die gij mij gegeven hebt,
            heb ik niemand laten omkomen´ 3
10        Simon Petrus had evenwel een zwaard,
            hij trok het en haalde uit naar de knecht van de hogepriester,
            zodat hij hem de rechter oorschelp afsloeg,
11        en de naam van deze knecht was Malchus.
            Jezus zei dan tot Petrus:
            Breng het zwaard in de schede,
            de beker, die de Vader mij heeft gegeven,
            zal ik die niet drinken ?
12        De troep met de bevelhebber 4
             en de helpers van de Joden,
            pakten Jezus dan op, bonden hem
13        en brachten hem allereerst naar Annas.
            Want deze was de schoonvader van Kajaphas,
            die gedurende dat jaar hogepriester was.
14        Kajaphas was het, die de Joden de geraden had,
            dat het samenbindt 5
            als één mens sterft voor het volk.


15        En Jezus werd gevolgd door Simon Petrus en een andere leerling.
            Deze leerling,die een bekende van de hogepriester was
            ging met Jezus de binnenplaats van de hogepriester in,
16        maar Petrus stond buiten bij de deur.  
            De andere leerling dan,
            die een bekende van de hogepriester was,
            ging uit en sprak tot de deurwachter,
            om ook Petrus binnen te laten.
17        Toen zei het meisje, dat deurwachter was, tot Petrus:
            Ben jij ook niet één van de leerlingen van deze mens ?
            Zegt hij die het betreft: Ik ben het niet !
18        De knechten en de helpers die daar stonden
            hadden een kolenvuur gemaakt,
            want het was koud en ze wilden zich warmen.
            Ook Petrus was met hen en stond zich te warmen.
19           De hogepriester dan vroeg Jezus
               over zijn leerlingen en over zijn onderwijs.
20           Jezus antwoordde hem:
               Ik heb vrijuit tot de wereld gesproken,
               steeds heb ik onderwezen in een synagoge en in de tempel,
               waar alle Joden samenkomen,
               en in het geheim heb ik niets gesproken.
21           Waarom vraagt u mij ?
               Vraagt hen die gehoord hebben, wat ik sprak.
               Zie, dezen weten wat ik heb gezegd.
22           Terwijl hij deze dingen zei,
               gaf één van de helpers die er bij stond
               Jezus een slag in het gelaat en zei:
               Antwoordt men zó de hogepriester ?
23           Maar Jezus gaf hem ten antwoord:
               Indien ik kwaad gesproken heb,
               getuig wat er kwaad aan is,
               maar als het juist is, waarom tuig je mij dan af ?
24           Annas zond hem dan gebonden naar Kajaphas de hogepriester.
25        En terwijl Simon Petrus zich nog stond te warmen,
             zeiden ze tot hem:
            Ben jij ook niet één van zijn leerlingen ?
            Die het betrof loochende het en zei: Ik ben het niet !
26        En dan zegt één van de knechten van de hogepriester,
            die een verwant was van degene
            die Petrus het oor afgeslagen had:
            Heb ik jou niet in de hoftuin met hem gezien?
27        Opnieuw loochende Petrus het
            en terstond klonk er een haan.

28        Ze brachten Jezus dan van Kajaphas naar het pretorium. 6
            Het was ´s morgens vroeg.
            Zelf gingen zij het pretorium niet binnen
            om zich niet te bezoedelen,
            maar het Pascha te kunnen eten.
29        Pilatus ging dus tot hen uit, naar buiten, en zei:
            met welke aanklacht brengen jullie deze mens?
30        Zij antwoordden en zeiden hem:
            Indien deze geen boosdoener is,
            hadden wij hem niet aan u overgeleverd.
31        Pilatus zei dan tot hen:
            Nemen jullie hem mee en oordeelt hem naar jullie wet !
            Maar de Joden zeiden hem:
            Het is ons niet toegestaan iemand ter dood te brengen,
32        opdat het woord van Jezus vervuld zou worden,
            dat hij sprak om aan te duiden, welke dood hij zou gaan sterven.
33        Toen Pilatus het pretorium weer binnengegaan was,
            sprak hij Jezus aan en zei tot hem:
            Ben jij de koning van de Joden ?
34        Jezus antwoordde:
            Zeg je dit van jezelf,
            of omdat anderen het je over mij zeggen ?
35        Pilatus antwoordde:
            Ik ben toch geen Jood !
            Jouw volk en de overpriesters hebben je aan mij overgeleverd.
            Wat hebt je gedaan ?
36        Jezus antwoordde:
            Mijn koninkrijk is niet uit deze wereld.
            Indien mijn koninkrijk uit deze wereld zou zijn,
            dan zouden mijn helpers gestreden hebben,
            om niet aan de Joden overgeleverd te worden.
            Maar nu is mijn koninkrijk niet vanhier.
37        En Pilatus zei tot hem: Je bent dus geen koning ?
            Jezus antwoordde:
            Jíj zegt dat ik koning ben!
            Hiertoe ben ik geboren,
            en hiertoe ben ik in de wereld gekomen,
            opdat ik voor de waarheid zal getuigen.
            Ieder die uit de waarheid is, hoort mijn stem.
38        Pilatus zegt hem: Wat is waarheid ?
            En na dit gezegd te hebben ging hij opnieuw uit naar de Joden:
            en hij zei tot hen:
            Ik vind geheel geen schuld in hem !
39        Maar het is bij jullie gewoonte ,
            dat ik tijdens het Pascha iemand voor jullie vrijlaat.
            Willen jullie dan dat ik de koning van de Joden vrij zal laten ?
40        Zij schreeuwden opnieuw en zeiden: Deze niet, maar Barabbas.
            En Barabbas was een rover.
Noten
1  letterlijk:winterbedding van de Kedron,maar in de LXX is dit ook de gebruikelijke vertaling van het hebreeuwse ´nachal´ vgl. II Sam 15:23
2  ook wel gebruikt als aanduiding voor een Romeins cohort: onderafdeling van een legioen van ong. 600 man
3  Joh.17:12
4  letterlijk: over duizend
5  dit werkwoord wordt doorgaans vertaald met ´het is beter dat´,maar het heeft ook de notie van ´samenbrengen´,´tot overeenstemming leiden´
6  Johannes gebruikt hier een Latijns leenwoord, daarom onvertaald gelaten: Romeins hoofdkwartier, zetel voor hogere beambten

Afdrukken | vertaling door leenderonde | bij Goede Vrijdag
Laatste wijziging 18 Mar 2008 08:46:54 | Reageren | Verwijderen, Wijzigen
Reacties:
  12 Mar 2008 11:20:27, bij de vertaling van Joh 18 en 19 van harrypals
    12 Mar 2008 11:27:29, bij de vertaling van Joh 18 en 19 van leenderonde

Andere vertalingen: Joh. 18,1-40 Passieverhaal
Afdrukken | Vertaler onbekend | bij Goede Vrijdag
Laatste wijziging 4 Apr 2009 11:24:01
Reacties: nog geen reactie. Gebruik, als u bent ingelogd, b om te reageren.
Exegeses: Joh. 18 [Commentaar] Koning, priester, offer

Goede Vrijdag - rood of paars
Geen afbeelding opgegeven.

Overige teksten:

Ex. 12,21-28 [OT]
Hos. 6,1-6 [OT-alt]
Joh. 18 [Evangelie]
Joh. 19 [Evangelie]

Deze site heeft 235 leden, waarvan 2 online; Bezoekers : vandaag: 922; Colofon