Filippenzen 2: 5 – 11
5. Laat die gezindheid
1 in u zijn
die ook in Christus Jezus was,
6. die
2 , in de gestalte
3 van God (aanwezig) zijnde
het niet als roof heeft beschouwd gelijk te zijn aan God,
7. maar zichzelf heeft ontledigd
door de gestalte van een slaaf aan te nemen,
de mensen gelijk geworden is
en in uiterlijk als mens bevonden;
8. hij heeft zichzelf vernederd.
4
gehoorzaam geworden tot in de dood, de dood aan een kruis.
9. Daarom heeft God
5 hem verhoogd
en hem de naam boven alle naam geschonken
10. opdat in de naam van Jezus
alle knie
6 van wie in de hemel, op de aarde en onder de aarde wonen zich zou buigen
11. en alle tong zou belijden:
Jezus Christus is Heer
tot eer van God de Vader.
26 november 2008
Machteld van Woerden
Mee-lees-reactie van Marianne Storm, 7 december 2008: Het lijkt me een goed leesbare vertaling, waarbij ik het goedgekeurd heb aangebracht.
Enkele kleinigheden vielen mij op.
In vers 6: misschien zou het duidelijker zijn wanneer in plaats van ‘zijnde’ met “bestaande” werd vertaald?
In vers 7: heb je met opzet een hoofdwerkwoord gemaakt van het participium: “en heeft aangenomen”? Ik zou een voorkeur hebben voor: “door aan te nemen”.
Ook in vers 7: “bevonden”vind ik niet echt mooi. Oussoren heeft “gebleken”.
In vers 10 ben ik niet gelukkig met “bewoners”; misschien: “zou alle knie van wie in de hemel, op de aarde en onder de aarde wonen .. zich buigen”?
Noten
1 | nl. waarvan al sprake was in 2, vs 1 ev., de onderlinge eenheid, in navolging van Jezus |
2 | vs. 6 – 11 worden door velen gezien als een ‘hymne’, al dan niet van Paulus’ hand. In de vertaling hebben we gepoogd de hymne als literaire vorm te doen uitkomen |
3 | morphè, gestalte: Jezus was aanwezig in die gestalte. Er staat niet, dat hij die gestalte ook
håd (NBV). Dit staat tegenover de gestalte die hij kiest, nl. die van een slaaf |
4 | nederigheid, nl. die ten opzichte van de naaste, is niet bedoeld als vorm van valse be-
scheidenheid, maar zoals bedoeld in Lev. 18:19 |
5 | op dit moment verschuift het onderwerp van Jezus naar God, met als centrum:
de verheerlijking van de naam |
6 | Citaat uit Jesaja 45:23 |