2e van de herfst, 27 september 2020
Ezechiël 18,25-32
Inleiding
Vertaling: J.W. Mazurel
Vertaling
25Jullie zeggen:
'Het pad van mijn heer is niet juist'.
Hoor toch, huis Israël:
Is mijn pad niet juist?
Zijn het niet jullie paden die niet juist zijn?
26Wanneer de rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid
en onrecht doet en daarom sterft
moet hij sterven om het onrecht dat hij heeft begaan.
27Maar wanneer de misdadiger zich afkeert
van de misdaad die hij heeft begaan
en recht en gerechtigheid doet
geeft hij zichzelf het leven weer.
28Ziet hij [het] in en keert hij zich af
van al de opstandige daden die hij heeft begaan
[dan] zal hij zeker leven
hij zal niet sterven.
29Maar die van het huis Israël zeggen:
'Het pad van mijn heer is niet juist'.
Zijn mijn paden niet juist, huis Israël?
Zijn het niet jullie paden die niet juist zijn?
30Daarom zal ik jullie, een ieder naar zijn [eigen] paden, richten,
huis Israël,
– godsspraak van mijn heer JHWH –
keer om,
en wend je af van al jullie opstandige daden.
Laat ongerechtigheid jullie niet tot een struikelblok worden.
31Werp weg van jullie
al jullie opstandige daden
waarmee jullie opstandig zijn geweest
en bereid je een nieuw hart en een nieuwe geest.
Waarom zouden jullie sterven, huis Israël?
32Want ik schep geen genoegen in het sterven van wie moet sterven
– godsspraak van mijn heer JHWH –
wend je af en leef.
|