5e zondag van de herfst, 21 oktober 2007
Genesis 32,23-32
Inleiding
Jakob te Pniël
Vertaling
23Hij stond op die nacht
en nam zijn beide vrouwen, zijn beide slavinnen
en zijn elf kinderen
en hij trok via de overtrekplaats1 de Jabbok over.
24Hij nam hen en liet hen de wadi overtrekken:
zo liet hij overtrekken wat hij had.2
25Jakob bleef alleen achter.
Een man worstelde met hem
tot de ochtendschemer aanbrak.
26Toen hij zag dat hij hem niet kon overwinnen
raakte hij zijn heupkom3 aan.
Zo werd Jakobs heup ontwricht
toen hij met hem worstelde.
27Hij zei:
Laat me gaan, want de ochtendschemer breekt aan.
Maar hij zei:
Ik laat je niet gaan, tenzij je mij zegent.
28Hij zei tot hem:
Wat is je naam4 ?
Hij zei:
Jakob.
29Hij zei:
Jouw naam zal niet langer Jakob zijn5 , maar Israël
want je hebt gevochten met God en met mensen
en je hebt gewonnen.
30Jakob vroeg, hij zei:
Maak toch je naam bekend!
Hij zei:
Waarom vraag je naar mijn naam!
En hij zegende hem daar.
31Jakob gaf die plaats de naam: Pniël6 '
Voorwaar, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht
en mijn leven7 is gered!
32Over hem begon de zon te stralen,8
zodra hij bij Pnuël was overgetrokken.
Hij was mank aan zijn heup
Noten
1 | a-b-r, 'overtrekken', één van de woorden die 5x voorkomen. Naast de serie die 2x voorkomt, zoals: worstelen, ochtendschemer, winnen, zegenen. Wie mag overtrekken het beloofde land in? Voorts 5x sjem, naam en yarekh, heup. | 2 | het woordje kol, 'alles' ontbreekt hier opvallend; maar zie 33,11 waar Jakob nu kan zeggen: 'Ik heb alles'! | 3 | heupkom, plek van de natuurlijke 'zegen', de potentie. Vgl. Ex 1,1 'de zielen die uit Jakobs heup zijn voortgekomen.' | 4 | Naam, 5x, De onnoembare naam JHWH blijft echter veelzeggend ongenoemd, al wordt die geconcretiseerd in de zegen ['Ik ben met je'] | 5 | NB q-r-a pas in 35,10. | 6 | Zie noot 2. | 7 | Ziel/leven, vgl. vers 12. NB het motief; God zien=sterven. | 8 | Termen uit de Aäronszegen treft men door heel deze cyclus heen aan. Hier moet natuurlijk gedacht worden aan: JHWH verheffe zijn aangezicht [beeld van de oprijzende zon] over u. |
|