Rubrieken
Agenda
De DM-Stichting
Gesorteerd op: Bijbels
Gesorteerd op: Bijbels
Nieuws
Hoe kan ik ...
|
6e van de herfst, 23 oktober 2022
Lucas 18,9-14
Inleiding
Het verhoorde smeekgebed
Vertaling
9Hij zei tot sommigen1 ,
overtuigd2 zelf rechtvaardigen te zijn,
terwijl zij de rest verachten3 ,
deze gelijkenis:
10Twee mensen gingen op4 naar de tempel om te bidden,
de één farizeeër,
de ander tollenaar5 .
11De farizeeër, stond6 en bad bij zichzelf7 :
“God, ik dank je dat ik niet ben
zoals de rest van de mensen,
dieven8 , onrechtvaardigen, echtbrekers9 ,
of ook zoals die tollenaar.
12Ik vast10 tweemaal vanaf de sabbat,
ik geef tienden11 van alles wat ik verdien12 ”.
13De tollenaar echter,
bleef van verre13 , staan14
wilde zijn ogen niet op heffen15 naar de hemel.
Maar hij sloeg16 zich op zijn borst17 , met de woorden:
“God, wees mij genadig18 , zondaar die ik ben19 ”
14Ik zeg jullie:
Deze daalt20 gerechtvaardigd af naar zijn huis,
meer dan21 die andere22 .
Want ieder die zichzelf verhoogt23 , zal worden vernederd24 ;
maar wie zichzelf vernedert, zal worden verhoogd.
Noten
1 | SVV, KJV en Münchener NT; "met het oog op sommigen" in NBV, NBG, Naarden | 2 | πείθω + dat: "die op zichzelf hun vertrouwen hebben gesteld" (Nielsen) “bij zichzelf overtuigd zijn, zich inbeelden” (Murre) | 3 | ἐξουθενέω: minachten, versmaden (part.praes) | 4 | ἀναβαίνω i.t.t. vs. 14 | 5 | τελώνης | 6 | part.aor | 7 | voor vergelijkbare gebeden Strack-Billerbeck II, 240 | 8 | ἅρπαξ: rover, hebzuchtige | 9 | μοιχός: echtbreker | 10 | νηστεύω: zich onthouden, vasten, m.n. het privé vasten, buiten de officiële vastendagen om. Bijv. 2 Sam 12:16 David | 11 | ἀποδεκατόω — δεκατόω: vertienen vlgs. Dt 14:22vv,28vv | 12 | κτάομαι: zich verwerven, krijgen, bezitten | 13 | μακρόθεν cf. Lk 15:20 μακραν ver, veraf, ver weg, de buitenste voorhof? | 14 | perf.part | 15 | ἐπαίρω: opheffen, verheffen | 16 | τύπτω: slaan, stoten, cf. Lk 23:27 | 17 | στῆθος: (in)borst, hart, innerlijk, borst | 18 | ἱλάσκομαι: vriendelijk stemmen, verzoenen, genadig zijn: wees mij genadig | 19 | cf. Ps 25:11; 79:9; cf. Ex 32:14 LXX: “de Heer verzoende zich….” In Hebr. “nacham” | 20 | καταβαίνω, cf in vs. 10 ἀναβαίνω | 21 | παρά, bij vergelijkingen, zie Murre II, 1247 b1, cf. Lk 13:2, maar Nielsen: "in tegenstelling tot" | 22 | of Harry Pals "aan de ander voorbij". Strack-B "Dieser ging als ein Gerechtfertigter in sein Haus hinab vor jenem" | 23 | ὑψόω: oprichten, verheffen, verhogen, een hogere plaats doen innemen | 24 | ταπεινόω: met de grond gelijk maken, verootmoedigen, verlagen, vernederen |
|