Een verbond met twee kanten.
Een verbond sluiten is een heel serieuze aangelegenheid. Daar past dan ook lijfelijke ervaring bij, in de vorm van rituelen
Met het lezen van hoofdstuk 24 zijn we na alle rechtsregels in Exodus 21-23 weer terug bij de situatie aan de voet van de berg Sinaï. Israël ontmoet J
HWH. Dat begon in hoofdstuk 19, waar voor het eerst sprake was van het ‘verbond’ tussen J
HWH en Israël. En ook daar al had het volk Israël beloofd: ‘alles wat J
HWH heeft gezegd, zullen wij doen’. Dat was bijzonder, omdat alle instructies en opdrachten nog moesten komen. Vertrouwen ging kennelijk voor.
In hoofdstuk 24 klinken die woorden nu opnieuw. Het ‘verbond’ en ook de woorden van het volk: ‘Alles wat J
HWH heeft gezegd, zullen wij doen’. Nu kunnen we lezen wat dat inhoudt. Het gaat om alles wat door God is gezegd in de tussenliggende hoofdstukken: de Tien Woorden die God liet klinken vanaf de berg en alle rechtsregels voor het maatschappelijke leven, die Mozes kreeg opgedragen in hoofdstuk 21 tot en met 23.
Hoofdstuk 24 begint nogal abrupt. Wie er spreekt staat er niet bij, al kan een lezer dat wel bedenken:
1En tegen Mozes heeft hij gezegd:
De schrijvers van het boek Exodus verwachten wel dat we goed bij de les blijven. De eerste zin van hoofdstuk 24 grijpt namelijk helemaal terug naar hoofdstuk 20:22, waar J
HWH via Mozes opdrachten aan Israël geeft. De nieuwe opdracht in hoofdstuk 24 is nu aan Mozes zelf en sluit daar direct op aan, vandaar alleen dat ‘hij’. Alle wetgeving in de drie hoofdstukken daar tussen in komt kennelijk uit een aparte traditie die is tussengevoegd.
Voor bijbelvertalers is zoiets altijd een puzzel. Moet ik zelf meteen maar in de eerste regel invullen dat J
HWH tegen Mozes sprak, zoals de NBV doet? Daar wordt de Bijbel prettiger leesbaar van en je bespaart de lezer de zichtbare naden en kieren in de bijbeltekst. Alleen: horen die dan niet bij Gods Woord?
De opdracht die Mozes krijgt is een soort agenda, die in feite pas wordt uitgevoerd vanaf vers 9.
Klim omhoog naar JHWH, jijzelf en Aäron,
Nadab en Abihu en zeventig uit de oudsten van Israël.
Jullie moeten je op afstand neerbuigen,
2en alleen Mozes moet tot JHWH naderen,
maar zij mogen niet naderen.
Ook het volk mag niet samen met hem omhoog klimmen.
Mozes moet met een delegatie van het volk de berg opgaan: met Aäron en twee zonen en daarnaast zeventig oudsten. Zij moeten kennelijk getuigen zijn, maar dichtbij komen mogen ze niet. Het volk blijft beneden, zoals ze dat zelf in hoofdstuk 20 hadden gevraagd.
Maar toch volgt nu eerst, juist voor het volk, een ritueel aan de voet van de berg. De lezer moet dan aannemen dat Mozes, na een lang verblijf op de berg om de rechtsregels van hoofdstuk 21 tot en met 23 te horen, is afgedaald om alles wat God heeft gezegd voor het volk uit te spreken. Maar het staat er wat vaag: ‘Mozes kwam’.
Onderzoekers nemen aan dat hier twee verschillende verhalen zijn samengeweven. Eén over het bestijgen van de Godsberg door Mozes met de notabelen van Israël, en één over de verbondssluiting met het volk aan de voet van de berg. Dat is goed mogelijk en dan is het wel met wijsheid gebeurd, omdat zo de beide kanten van het verbond tussen J
HWH en Israël verteld worden.
Een verbond is een serieuze verbintenis tussen twee partijen, met al de genoemde rechtsregels als inhoud. Eerst lezen we de verbondsceremonie met het volk en Mozes als voorganger.
3Mozes kwam en hij rapporteerde aan het volk alle woorden van JHWH
en alle rechtsregels.
Heel het volk antwoorde eenstemmig.
Ze zeiden:
Alle woorden die JHWH heeft gesproken zullen wij doen.
4Mozes schreef alle woorden van JHWH op.
Vroeg in de morgen bouwde hij een altaar aan de voet van de berg
en plaatste twaalf rechtopstaande stenen,
voor de twaalf stammen van Israël.
5Hij zond de jongemannen van Israël.
Zij lieten brandoffers in vuur opgaan.
En ze slachtten gemeenschapsoffers voor JHWH: stieren.
Een ceremonie is, net als in onze cultuur, belangrijk voor de lijfelijke ervaring dat het gaat om twee partijen die een verbintenis aangaan. Dat geeft status aan de inhoud van de verbintenis. We hebben het niet over ‘dringende adviezen’, ook niet over de decreten van leiders met een groot ego, maar over Gods regels voor leven en voor samenleven. Ook al bleken ze in de vorige hoofdstukken wel heel sterk verbonden met de antieke cultuur.
In het boek Deuteronomium klinken ze al weer anders. Dat is in de Bijbel niet ongewoon. Het gaat om de rolverdeling tussen J
HWH en zijn volk. Als de tijden veranderen, geeft God die opnieuw vorm.
Mozes leest de regels voor en het volk stemt in. Om het niet bij dit ene moment te laten blijven, worden alle woorden ook opgeschreven. Mozes schrijft het ‘boek van het verbond’. Voor ons betreft dat de rechtsregels in de voorafgaande hoofdstukken. De ‘Tien Woorden’ uit hoofdstuk 20 had J
HWH immers al persoonlijk afgekondigd en die komen later weer aan de orde bij ‘de twee stenen platen’.
Bloedritueel
De twaalf stenen verwijzen naar alle deelnemers, de twaalf stammen. En ter bezegeling van de ceremonie worden offers gebracht: brandoffers, gewijd aan J
HWH, en gemeenschaps— of vredeoffers voor de rituele maaltijd, ook ter ere van J
HWH. ‘Stieren’, staat er nog bij. Wie ‘de jongemannen’ zijn weten we niet. Zulke offers maken de gemeenschap effectief, zoals bijvoorbeeld die tussen Jetro en Israël in
Exodus 18. Maar deze offers lopen nu uit op een heel intens gebeuren, waarmee voelbaar wordt gemaakt dat de twee partijen voor het leven met elkaar verbonden zijn.
6Toen nam Mozes de helft van het bloed en deed dat in schalen.
De helft van het bloed sprenkelde hij op het altaar.
7Hij nam het boek van het verbond
en las het voor aan het volk.
Zij zeiden:
Alles wat JHWH heeft gesproken zullen wij doen
en er gehoor aan geven.
8Toen nam Mozes het bloed en sprenkelde het over het volk.
Hij zei:
Dit hier is het bloed van het verbond
dat JHWH met jullie heeft gesloten over al deze woorden.
Deze verzen maken de beide kanten van het verbond zichtbaar. Mozes sprenkelt de helft van het bloed van de offerdieren op het altaar. Zo wordt J
HWH erkend als degene die dit verbond tot stand brengt. Dan leest Mozes het boek van het verbond voor. Het volk hoort de tekst dus voor de tweede maal en ze verklaren ook voor de tweede maal: ‘Alles zullen wij doen.’
Dan volgt een tweede bloedritueel om de verbinding voor het leven te bekrachtigen. Mozes besprenkelt nu het volk met het offerbloed. Hij spreekt daarbij de woorden die tot in het Nieuwe Testament hebben doorgeklonken: ‘Dit is het bloed van het verbond.’ Dat zijn zeer geladen, maar ook heel levensechte woorden, ook in het Oude Testament. Gods verbinding met mensen staat steeds onder zware druk. ‘Alles zullen wij doen’, en dat was serieus.
Maar religie is ook niet alles. Meteen al, na het religieuze evenement met het gouden kalf, moet het verbond opnieuw worden gesloten, ongeveer zoals koning Josia dat later opnieuw deed in 2 Koningen 23. En ook God zelf gaat het opnieuw doen volgens de profeet Jeremia (31:31).
Jezus spreekt Mozes’ woorden uit in Mattëus 26 bij de Pesachviering met zijn leerlingen. Het ‘nieuwe verbond’, voegt Lucas er aan toe (22:20). Dat maakt Mozes niet tot een voorspeller van Jezus, maar het maakt deze ceremonie wel tot het begin van een lange geschiedenis van God met mensen, een koppig gevecht met het leven als inzet.
Eep Talstra is emeritus hoogleraar Bijbelwetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Dit commentaar is eerst in
Het Goede Leven (een uitgave van Friesch Dagblad B.V) verschenen.
Wij danken de redactie voor de mogelijkheid dit commentaar op onze site te kunnen plaatsen.