We spreken graag over het boek Exodus als een boek van bevrijding. En als je de verhalen leest van de uittocht uit Egypte, het land van onderdrukking, is dat ook terecht. Maar nu staan we bij de berg Sinaï en lezen we de rechtsregels van Exodus 21 – 23, juridische regelingen voor het publieke leven.
In de eerste bepalingen blijkt slavernij een ‘gewoon’ maatschappelijk verschijnsel. Mensen kunnen andere mensen ‘in bezit’ hebben: een meester zijn slaaf, een man zijn vrouw.
Had God dan geen problemen met slavernij? “Tijdgebonden delen van de bijbel”, zeggen we dan. Dat is ook zo. Soortgelijke regels waren er ook in de landen om Israël heen. Maar wat betekent dat voor ons als we over ons geloof in God nadenken? Is God later van gedachten veranderd? Bijvoorbeeld als hij zijn Geest ook uitstort op slaven en slavinnen (
Joël 3:2)? God zelf geeft deze bepalingen immers aan Mozes.
“God paste zich aan de cultuur van toen aan”, zeggen we ook wel. Kennen wij God dan beter dan de schrijvers van Exodus 21? Dat zijn vragen die mensen er toe brengen delen van de bijbel dan maar over te slaan. Want als er geen hanteerbare actuele boodschap staat, wat moet ik er dan mee?
Dat is een goede reden weer opnieuw te gaan lezen, omdat we dan ook onze eigen verwachtingspatronen tegenkomen. Doen we het boek wel recht als we elke pagina tot een boodschap willen samenvatten? Is Gods geschiedenis met mensen bedoeld als een verzameling universele lessen? Of toch een geschiedenis?
Eind
Exodus 20 is Mozes verder de berg op geklommen de donkere wolk in, waar God is. Mozes krijgt de opdracht om een heel aantal rechtsregels af te kondigen. Dat gaat hij na afloop van dit gesprek doen in hoofdstuk 24, bij de officiële verbondssluiting. En zo lezen we nu we bepalingen uit het publiek recht en uit het strafrecht.
Het begint steeds met een algemene regel: ‘wanneer dit of dat het geval is, dan …’
Daarna komen er nadere bepalingen voor concrete situaties. In de vertaling heb ik dat zichtbaar gemaakt.
1En dit zijn de rechtsregels die je voor hen moet afkondigen:
Artikel 1
2Wanneer je een Hebreeuwse slaaf koopt, dan moet hij je zes jaar dienen.
Maar in het zevende jaar kan hij vertrekken, als vrij man, zonder vergoeding.
Art.1 lid 1a
3In het geval hij als vrijgezel komt, vertrekt hij ook als vrijgezel.
Art.1 lid 1b
In het geval hij een vrouw heeft, dan vertrekt zijn vrouw samen met hem.
Art.1 lid 2
4In het geval dat zijn meester hem een vrouw geeft en zij hem zonen of dochters baart,
dan blijven de vrouw en haar kinderen eigendom van haar meester
en hijzelf vertrekt als vrijgezel.
Art.1 lid 3
5Maar in het geval de slaaf zegt:
“Ik ben gehecht geraakt aan mijn meester, mijn vrouw en mijn kinderen.
Ik ga niet weg als vrij man”,
6dan moet zijn meester hem naar ‘de goden’ brengen;
hem naar de deur of de deurpost brengen en zijn oor met een priem doorprikken.
Dan zal hij voor altijd zijn slaaf zijn.
Schuldslavernij1
De verzen 1 — 6, die ik maar even
artikel 1 noem, gaan over bezit en slavernij. Niet de slavernij die samenvalt met discriminatie. Dit gaat over schuldslavernij binnen hetzelfde volk. Iemand kan niet in zijn eigen onderhoud voorzien en biedt zich te koop aan als knecht. Degene die hem koopt, koopt daarmee zes jaar arbeid. Maar het gaat wel via eigendom. In oude Babylonische wetten valt dit onder financiële regelingen bij schulden. Daar wordt de vrijlating voorgeschreven na 3 jaar.
Vervolgens komen allerlei praktische situaties aan de orde. Als iemand die uit armoede slaaf wordt, getrouwd is, dan gaat zijn vrouw met hem in slavernij — dat wordt niet eens apart vermeld — en dus komt ook zij weer vrij in het zevende jaar.
Dat alleen al is onthullend voor de positie van de vrouw als ‘eigendom’. Stel, de meester geeft een vrouw aan zijn knecht en ze krijgen kinderen, dan blijft de vrouw met haar kinderen eigendom van de meester.
Haar heer staat er. Dus de vrijgelaten slaaf vertrekt weer alleen. Het is een maatschappij waarin menselijke relaties gewogen worden in termen van economie en bezit.
Wel blijkt de slaaf een bijzonder recht te hebben. Hij kan afzien van vrijlating, omdat hij kennelijk het afscheid van vrouw en kinderen te zwaar vindt en een goede meester heeft. In dat geval is er een heel ritueel nodig. De meester brengt zijn slaaf naar de goden, het naburige heiligdom. Of de slaaf dan werkelijk met zijn oor wordt vastgeprikt, is niet helder. Maar de symboliek is duidelijk: ten overstaan van goddelijk gezag staat nu vast dat de slaaf voorgoed in dienst blijft.
Binnen de harde maatschappij in de oudheid betekenen deze bepalingen wel iets van bescherming. Soms kun je beter bij je meester blijven dan onbeschermd vrij. In Deuteronomium 15:12 komen sommige van deze bepalingen terug, maar dan met een extra regeling. Als de slaaf na zes jaar vrijkomt, krijgt hij een royale toelage mee, zodat hij een begin kan maken met een nieuw bestaan. Voor een slavin geldt daar dezelfde regeling. Want we zijn immers allemaal slaven geweest in Egypte.
Slavin
Wanneer God zich bezig houdt met de dingen van alledag, dan blijkt hij te spreken binnen de menselijke verhoudingen in de antieke maatschappij. Dat geldt ook van de regelingen voor de slavin in artikel 2, ook al zouden wij er niet aan moeten denken, om zo te moeten leven.
Artikel 2
7Wanneer iemand zijn dochter verkoopt als bijvrouw,
dan kan zij niet vertrekken op de manier waarop slaven vertrekken.
Art.2 lid 1
8In het geval dat zij haar meester niet bevalt,
terwijl hij nog niet over haar positie heeft beslist,
dan moet hij haar laten terugkopen.
Hij heeft niet de bevoegdheid om haar aan een buitenstaander te verkopen,
doordat hij haar onbehoorlijk heeft behandeld.
Art.2 lid 2
9En in het geval hij haar voor zijn zoon heeft bestemd,
moet hij haar volgens het recht van dochters behandelen.
Art.2 lid 3a
10In het geval hij nog een andere vrouw neemt,
mag hij haar levensonderhoud, haar kleding
en de gemeenschap met haar niet verminderen.
Art.2 lid 3b
11En in het geval hij deze drie dingen niet voor haar doet,
dan ze vertrekt ze zonder vergoeding.
Geld is niet aan de orde.
Daar komen onze vragen weer terug. Bijbeluitleggers halen er vaak alleen de verzen tussenuit over de bescherming van de zwakken: de slaven, de wezen en de weduwe. Dat is begrijpelijk, maar zo modern eenzijdig. Alsof een vrouw pas bescherming krijgt als zij weduwe is en tot op dat moment nog gewoon iemands eigendom. Je krijgt het niet passend.
Dat is de puzzel waar bijbellezers al lang mee bezig zijn: hoe kan het dat de ene God in wie wij geloven, samen met ons mensen zo’n lange maatschappelijke route heeft afgelegd, van Exodus naar Deuteronomium en van Joël tot aan Paulus (
Galaten 3: ‘in Christus is het onderscheid tussen slaven en vrijen, vrouwen en mannen voorbij)?’
Geen manager
Moderne gedachten over religie hebben vaak iets van een utopie, en dan blijkt dat de bijbel niet het niveau haalt dat we zo graag zien. God kan toch geen genoegen nemen met de mensenwereld zoals die er uit ziet?
Dat lijkt mij ook, maar we hebben geen hemelse agenda, we hebben de Bijbelteksten. Als we die teksten lezen, zien we dat God zijn weg zoekt, niet als een manager op afstand met een verbeterprogramma, maar wel door er zelf bij te zijn binnen de bestaande menselijke verhoudingen. Waar hij steeds weer de grenzen zichtbaar maakt en de verhoudingen opschudt: ‘in Egypte waren we immers allemaal slaven, dus nu …’; ‘als ik mijn Geest uitstort, is dat ook op slaven en slavinnen’. En als God zijn weg met ons verder heeft afgelegd tot en met de dood en de opstanding van Jezus, blijken de verhoudingen weer anders.
Moet ik het dan met Exodus 21 eens zijn? Nee, maar om te onthouden waarom dat is, is het nodig alle hoofdstukken uit Gods biografie met ons regelmatig te herlezen.
Noten
1 | Schuldslavernij kwam vooral voor onder volkeren die voornamelijk leefden van de landbouw. In de eerste beschaving van het Nabije Oosten was het de meest gangbare vorm van slavernij. |
- Geen afbeelding opgegeven.
Overige teksten:
Zach. 14,1-21 [OT]
Est. 9,1-1 [OT-alt]
Luc. 13,1-9 [Evangelie]
Hand. 20,13-38 [Evangelie]
Luc. 15,1-10 [Evangelie]
Luc. 15,1-10 [Evangelie]
Luc. 19,41-48 [Evangelie]
Luc. 19,41-48 [Evangelie]
Luc. 2,21 [Evangelie]
Luc. 12,35-40 [Evangelie]
Luc. 12,35-40 [Evangelie]
Luc. 2,21-21 [Evangelie]
Ex. 10,1-27 [OT]
Mat. 21,1-11 [Evangelie]
Mat. 10,34-42 [Evangelie]
Mat. 10,34-42 [Evangelie]
Mat. 10,34-42 [Evangelie]
Ex. 8,12-28 [OT]
Ex. 9,1-29 [OT]
Ex. 14,15-31 [OT]
Zach. 9,9-13 [Commentaar]
Jes. 55,6-13 [OT]
1Petr. 2,1-10 [Epistel]
Ex. 4,18-26 [OT]
1Sam. 16,1-23 [OT-alt]
2sam. 15,1-12 [OT-alt]
Ex. 6,6-20 [OT]
Ex. 6,6-20 [OT]
Jer. 23,1-6 [OT]
Ex. 4,18-26 [OT]
Ex. 2,1-10 [OT]
Mat. 5,1-12 [Commentaar]
Ex. 5,1-23 []
Ex. 5,1-23 [OT]
Joh. 16,16-24 [Commentaar]
Jes. 43,18-25 [Commentaar]
Num. 11,24-29 [OT]
Mi. 5,1-14 [Commentaar]
Gal. 4,1-7 [Epistel]
Luc. 1,24-25 [Evangelie]
Zach. 8,1-6 [OT]
Zach. 8,18-23 [OT]
Ex. 3,1-14 [OT]
2Kon. 2,1-18 [OT-alt]
Zach. 10,3-12 []
Ex. 2,11-24 [OT]
Jes. 1 [OT]
Ex. 12,1-51 [OT]
Ex. 13,1-16 [OT]
Ex. 14 [OT]
Luc. 11,32-40 [Evangelie]
Luc. 17,11-19 [Evangelie]
Ex. 21,1-11 [OT]
Ex. 21,12-25 [OT]
Ex. 22,1-30 [OT]
Ex. 8,27-27 [OT]
Joh. 6,1-15 [Commentaar]