6e van de herfst, 25 oktober 2020
Matteüs 22,34-46
bevragen...
Vertaling
34Toen de Farizeeën hoorden,
dat hij de Sadduceeën tot zwijgen had gebracht,
35verzamelden zij zich bij hem,
en één van hun wetgeleerden
— om hem uit te testen —
vroeg hem:
36Meester,
welk gebod is het grootste in de wet?
37En hij sprak tot hem:
Je zult de HEER, je God, liefhebben met geheel je hart,
met geheel je ziel en met geheel je verstand.1
38Dit is het grote en eerste gebod!
39Het tweede aan dit gelijk:
Je zult je naaste liefhebben als jezelf.2
40Van deze beide geboden
is heel de wet afhankelijk,
en ook de profeten.
41Terwijl de Farizeeën zich verzameld hadden,
bevroeg Jezus hen:
42Wat is jullie mening over de Gezalfde?
Wiens zoon is hij?
Zij zeiden hem:
Van David.
43Hij zegt hen:
Waarom noemt David hem in de Geest dan ´Heer’,
als hij zegt:
44De HEER zegt tot mijn Heer:
zet U aan mijn rechterhand,
tot ik uw vijanden gesteld zal hebben onder uw voeten.3
45Als David hem dan Heer noemt,
hoe is hij dan zijn zoon?
46Niemand was in staat
om hem een woord ten antwoord te geven,
en ook waagde niemand het vanaf die dag nog
om hem te bevragen.
Noten
1 | Cf. Deut. 6:5 | 2 | Cf. Lev. 19:18 | 3 | Cf. Psalm 110:1 |
|