Met
Exodus 19 begint een nieuw deel van het boek Exodus. In het eerste deel lazen we over Egypte, J
HWH’s gevecht met de goddelijke farao om het leven van zijn volk en om zijn erkenning als God van Israël. In het tweede deel komt de tocht van het volk Israël door de zee en de woestijn, een worsteling om vertrouwen.
Deel drie begint als de Israëlieten aankomen bij de berg Sinaï. Dat is hét signaal dat ik met jullie mee ga, zo had Mozes op diezelfde plek al te horen gekregen (
Ex. 3:12). De eerste regels van hoofdstuk 19 leggen nadrukkelijk een verband met de uittocht uit slavernij.
1In de derde maand nadat de Israëlieten uit het land Egypte waren weggegaan,
op dezelfde dag, zijn ze aangekomen in de woestijn Sinaï.
2Ze vertrokken uit Refidim en kwamen in de woestijn Sinaï
en zetten hun kamp op in de woestijn.
Israël verbleef daar tegenover de berg.
Exodus 19 is een veeleisend hoofdstuk om te lezen. Dat heeft te maken met het plot: hoe vaak moet Mozes wel niet de berg opklimmen en weer afdalen? Ook het woordgebruik is onverwacht: ‘huis van Jakob’. Pas verderop in het Oude Testament bij Jesaja en Jeremia kom je die term weer tegen. Maar er is meer. Wie argumenten nodig heeft om te mopperen op de hardhandigheid van de godsdienst in de Hebreeuwse bijbel, vindt er hier genoeg.
Eenkennig
In de eerste plaats lezen we hier de woorden van J
HWH aan Mozes over ‘jullie’ als ‘mijn speciale eigendom’ tussen de andere volkeren. Is God zo eenkennig?
3Mozes was de berg opgeklommen naar God
en JHWH riep hem toe vanaf de berg:
Je moet het volgende aan het huis van Jakob zeggen
en aan de kinderen van Israël meedelen:
4’Jullie zelf hebben gezien wat ik met Egypte heb gedaan
en dat ik jullie als op arendsvleugels heb gedragen
en hier bij mij heb gebracht.
5Welnu, als jullie werkelijk naar mijn stem luisteren
en mijn verbond in acht nemen,
dan worden jullie uit alle volken mijn eigendom.
Heel de aarde is immers van mij,
6maar juist jullie zullen voor mij een koninkrijk van priesters
en een heilige natie zijn.’
In de tweede plaats: Israël zal een heilig volk zijn, zegt J
HWH, maar wel onder de voorwaarde van gehoorzaamheid aan het verbond van J
HWH met zijn volk. Is God hier wel fair? Dat verbond moet immers nog gesloten worden, pas verderop in
Exodus 24 en 34. Tot nu toe had God alleen gesproken over zijn eigen verbond met Abraham, Izaäk en Jakob (
Exodus 2 en 6).
Sommige uitleggers zeggen: Israël moet hier in feite al een blanco cheque tekenen, vóór God de geboden in het volgende hoofdstuk gaat uitspreken. Is God onredelijk?
Hier speelt wat we in eerdere hoofdstukken (15-17) ook al tegenkwamen bij de schreeuw om water en voedsel. God houdt de kinderen van Israël in leven en pas dan komen thema’s als vertrouwen en gehoorzamen aan de orde, zoals in het ritueel van manna en de sjabbat. Eerst het leven, dan de geboden.
Zo gaat het ook hier: ik heb jullie tot hier gedragen, is dat niet een basis om verder te gaan? Maar ook in hoofdstuk 19 lezen we eigenlijk al over het vervolg, over de dingen die pas later echt aan de orde komen, zoals ‘mijn verbond’ (
Exodus 24), ‘eigendom’, ‘een heilig volk’ (Deuteronomium 26) ‘jullie hebben gezien’ (Deuteronomium 29). Pas als je verder leest, merk je dat de Bijbel geen religieuze agenda is, maar het levensverhaal van God en mensen. Dat geldt ook voor dit deel.
7Mozes ging, riep de oudsten van het volk
en legde al deze woorden in opdracht van JHWH aan hen voor.
8Heel het volk gaf als antwoord:
Alles wat JHWH heeft gezegd zullen we doen.
Mozes bracht de woorden van het volk over aan JHWH.
‘Het is goed, we zullen alles doen.’ Gaat dat zo eenvoudig? Misschien moet je alweer verder lezen, bij de profeten bijvoorbeeld. De geschiedenis van ‘luisteren’ en ‘doen’ is immers heel anders gelopen, vertelt onder anderen
Jeremia 7:22-26. Pas bij lang doorlezen kom je het echte thema tegen: heeft God het nog uitgehouden met zijn volk? Aan die vraag zijn hele boeken gewijd, zoals Deuteronomium en Jeremia.
Executie
Een derde struikelblok zijn de harde maatregelen die Mozes moest nemen om een veilige grens tussen het volk en J
HWH te garanderen. Israël moet zich speciaal voorbereiden: heiligen, kleding wassen en onder alle omstandigheden voorkomen dat ze de berg aanraken waarop God zal afdalen. Doet iemand dat toch, dan volgt executie, zo is de opdracht van J
HWH.
10JHWH zei tegen Mozes:
Ga naar het volk en heilig hen vandaag en morgen.
Laten zij hun kleren wassen
11en gereed staan tot aan de derde dag.
Want op de derde dag zal JHWH voor de ogen van het hele volk afdalen op de berg Sinaï.
12Je moet een grens trekken rond het volk met de woorden:
‘Zorg ervoor dat jullie niet de berg op gaan
en ook de voet van de berg niet aanraken.
Ieder die de berg aanraakt moet sterven.
13Je mag die met geen hand aanraken,
maar hij moet gestenigd worden of met een pijl neergeschoten.
Of het nu een dier is of een mens,
hij mag niet blijven leven.”
Mythes
Kan een Bijbellezer dat nog volgen, zo’n extreem fysieke goddelijke aanwezigheid die voor mens en dier fataal kan zijn? Is God dan gevaarlijk? Moderne makers van videogames of horrorfilms draaien er hun hand niet voor om. Met elektronica kun je geheel nieuwe mythes met helden produceren. Behoefte aan dreigende buitenaardse krachten is van alle tijden. Maar hoort God daar dan ook bij?
Als Bijbeluitlegger word je al gauw in de verkeerde wedstrijd getrokken. Òf je krijgt de opdracht uit te leggen wat dan wel de hogere bedoeling mag zijn van die harde woorden van God, óf je moet erkennen dat wij tegenwoordig toch heel anders over religie denken en dat de moderne tijd gelukkig de scherpste randjes van Bijbel en geloof heeft afgeslepen.
Maar zo werkt het niet. Het gaat niet om de intellectuele wedstrijd tussen antieke religie en moderne cultuur. Er is geen wedstrijd, er is een eeuwenlange tocht, ook met gepasseerde stations. Het levensverhaal van God en mensen vanaf de teksten van vroeger tot aan de lezers van nu.
Exodus 19 laat antieke religie zien: Gods aanwezigheid als gevaarlijke kracht. Wie de grens naar het heilige overschrijdt, overleeft het niet. Net als in het verhaal van Uzza, die de ark van J
HWH, de kist met de geboden, aanraakte en stierf (2 Samuël 6). Maar ook dan moet je weer doorlezen. Het is niet pas de moderne tijd die gelovigen op andere gedachten brengt, het gebeurt binnen de Bijbel zelf. Bijvoorbeeld: met de val van Jeruzalem wordt ook de tempel verwoest. De ark, Gods risicovolle aanwezigheid, is weg en, zo zegt J
HWH zelf, hij zal niet opnieuw worden gemaakt (
Jeremia 3). Het levensverhaal gaat verder, maar we doen de geschiedenis niet over.
De Bijbel is als een goed boek. Je moet het helemaal lezen. En nog eens. Dan begin je de inleiding op de Tien Woorden in
Exodus 19 te begrijpen.
Eep Talstra is emeritus hoogleraar Bijbelwetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Dit commentaar is eerst in
Het Goede Leven verschenen (een uitgave van Friesch Dagblad B.V).
Wij danken de redactie voor de mogelijkheid dit commentaar op onze site te kunnen plaatsen