4e van Pasen, 3 mei 2020
Exodus 17,8-16
Vertaling
8Toen kwam Amalek vechten met Israël bij Refidim.
9Mozes zei tegen Jozua:
‘Kies een aantal mannen voor ons uit en ga op weg,
vecht tegen Amalek.
Morgen sta ik boven op de hoge rots met de staf van God in mijn hand.’
10Jozua deed zoals Mozes hem had gezegd,
door het gevecht aan te gaan met Amalek.
Intussen gingen Mozes, Aäron en Hur de hoge rots op.
11Dan gebeurt dit:
zolang Mozes zijn arm omhoog houdt, is Israël sterker,
maar zodra hij zijn arm laat zakken, is Amalek sterker.
12Toen de armen van Mozes zwaar werden,
pakten ze een steen en legden die waar hij stond
en hij ging er op zitten.
Zo ondersteunen Aäron en Hur zijn armen, elk aan een kant.
Hij bleef zijn armen hoog houden tot aan zonsondergang.
13Jozua versloeg Amalek en zijn troepen met het zwaard.
14JHWH zei tegen Mozes:
‘Schrijf dit als herinnering op in een document.
En maak het Jozua heel duidelijk,
dat ik het prestige van Amalek onder de hemel compleet ga uitwissen.’
15Mozes bouwde een altaar en noemde dat:
‘JHWH is mijn vaandel.’
16Hij zei:
‘zeker, een hand op de troon van Jah.
JHWH is in conflict met Amalek, van generatie op generatie’.
|