Rubrieken
Agenda
De DM-Stichting
Gesorteerd op: Bijbels
Gesorteerd op: Bijbels
Nieuws
Hoe kan ik ...
|
Paasnacht, 11 april 2020
Genesis 22,1-18
Vertaling
1Het geschiedde na deze gebeurtenissen
dat God Abraham op de proef stelde.
Hij zei tot hem:
Abraham.
Hij zei:
Hier ben ik.
2Hij zei:1
Neem toch je zoon, je enige, die je liefhebt, Isaak
en ga jij
naar het land Moria
en doe hem daar opgaan ten brandoffer
op een van de bergen die ik je zeg.
3Abraham was vroeg op
zadelde zijn ezel,
nam zijn beide jongens mee
en Isaak zijn zoon.
Hij kloofde hout voor het brandoffer,
hij stond op
en hij ging naar de plaats die God hem gezegd had.
4Op de derde dag sloeg Abraham zijn ogen op
en zag de plaats van verre.
5Abraham zei tegen zijn jongens:
Blijven jullie hier met de ezel.
Ik en de jongen, wij gaan tot daarginds,
dan buigen we ons neer
en keren we naar jullie terug.
6Abraham nam het hout voor het brandoffer
en legde het op Isaak zijn zoon.
In zijn hand nam hij het vuur en het mes.
Zo gingen die beiden tezamen.
7Isaak zei tegen Abraham zijn vader;
Mijn vader!
Hij zei:
Hier ben ik, mijn zoon.
Hij zei:
Ziehier het vuur en het hout,
maar waar is het lam voor het brandoffer?
8Abraham zei:
God zelf zal zien naar het lam ten brandoffer, mijn zoon.
Zo gingen die beiden tezamen
9Zij kwamen op de plaats die God hem had gezegd.
Daar bouwde Abraham het altaar,
hij schikte het hout,
bond Isaak zijn zoon
en legde hem op het altaar, boven op het hout
10Abraham strekte zijn hand uit
en nam het mes om zijn zoon te slachten.
11Toen riep de bode van JHWH tot hem vanuit de hemel en zei;
Abraham, Abraham!
Hij zei:
Hier ben ik.
12Hij zei:
Strek je hand niet uit naar de jongen!
Doe hem niets!
Voorwaar, nu weet ik dat jij God-vrezend bent:
je hebt je zoon, je enige, mij niet onthouden.
13Abraham sloeg zijn ogen op en zag:
er was een ram daarachter, met zijn horens vast in het struikgewas.
Abraham ging,
nam de ram
en deed die opgaan ten brandoffer in plaats van zijn zoon.
14Abraham gaf die plaats de naam
`JHWH zal zien´.
Zoals heden ten dage gezegd wordt:
Op de berg van JHWH zal gezien worden.2
15De bode van JHWH riep tot Abraham
voor de tweede keer vanuit de hemel,
16hij zei:
Bij mijzelf zweer ik
— uitspraak van JHWH —
waarlijk, omdat je dit gedaan hebt:
je zoon, je enige, mij niet hebt onthouden,
17daarom zegen, ja zegen ik je.
Talrijk, ja talrijk maak ik je nazaten,3
zoveel als de sterren van de hemel,
als het zand aan het strand van de zee.
Je nazaten beërven de poort4 van hun vijanden.
18Met jouw nageslacht zullen alle naties van de aarde elkaar zegenen,
aangezien jij gehoord hebt naar mijn stem.
Noten
1 | De NBV is in dit vers bijzonder vrij in volgorde en parafrase. | 2 | Men kan ook lezen: `Laat JHWH zich zien´, dwz verschijnt JHWH, en: `Laat men zich zien´, dwz in Sion verschijnt men voor JHWH. | 3 | Hebreeuws zera, `zaad´; als de sterren uitgezaaid aan de hemel. | 4 | `Poort´, dwz dat het recht van Abrahams nazaten er zal vigeren. |
|