4e van de 40 dagen, 22 maart 2020
Johannes 9,26-39
Vertaling
26Zij zeiden tot hem:
Wat heeft hij met je gedaan?
Hoe heeft hij je de ogen geopend?
27Hij antwoordde hen:
Dat heb ik jullie al gezegd
en jullie hebben niet geluisterd;
waarom willen jullie het opnieuw horen?
Of willen jullie soms ook leerlingen van hem worden?
28En zij scholden op hem en zeiden:
Jij bent leerling van hém,
en wij zijn leerlingen van Mozes;
29Wij weten dat God tot Mozes heeft gesproken,
maar van hém weten we niet vanwaar hij is.
30De mens antwoordde en zei tot hen:
Daarin zit juist het wonderlijke,
dat jullie niet weten vanwaar hij is,
hij heeft mij wel de ogen geopend.
31Wij weten dat God zondaars niet hoort,
maar wanneer iemand godvrezend is
en Zijn wil doet
dan hoort hij naar zo iemand.
32Sinds eeuwen her is het ongehoord
dat iemand de ogen van een blindgeborene heeft geopend;
33als die (mens) niet van God was,
zou hij helemaal niets kunnen doen.
34Zij antwoordden en zeiden tot hem:
Jij bent totaal in zonden geboren
en jij leest ons de les?
En zij wierpen hem naar buiten.
35Jezus hoorde dat zij hem naar buiten geworpen hadden
en toen hij hem gevonden had zei hij:
Jij, heb jij vertrouwen1 in de Mensenzoon?
36Hij antwoordde en zei:
En wie is het, heer,
dat ik in hem kan vertrouwen?
37Jezus zei tot hem:
én je hebt hem gezien
én die met je spreekt, die is het.
38En hij zei:
Ik vertrouw, heer;
en hij knielde voor hem neer.
39En Jezus zei:
Tot een oordeel ben ik in deze wereld gekomen,
opdat de niet-zienden zullen zien
en de zienden blinden worden.
Noten
1 | pistis is sterk verwant aan het Hebreeuwse èmoena: vertrouwen |
|