6e van de herfst, 27 oktober 2019
Lucas 18,9-14
Inleiding
De gelijkenis van de rechtvaardiging van de zondaar
Vertaling
9Maar hij sprak ook — met het oog op sommigen
die van zichzelf overtuigd zijn dat zij rechtvaardig zijn
en die de rest minachten — deze gelijkenis:
10‘Twee mensen waren opgegaan naar de tempel om te bidden:
de ene een farizeeër en de andere een tollenaar.
11De farizeeër, die op zichzelf ging staan,
bad dit:
“God, ik zeg u dank dat ik niet ben zoals de rest van de mensen:
rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers of ook als deze tollenaar.
12Ik vast tweemaal per week.
Ik geef tienden van alles wat ik verwerf.”
13De tollenaar, die van verre stond,
wilde zelfs zijn ogen niet naar de hemel opheffen,
maar sloeg zich op de borst,
zeggend:
“God, verzoen u met mij, zondaar.”
14Ik zeg u:
“Deze daalde gerechtvaardigd af naar zijn huis in tegenstelling tot diegene,
omdat eenieder die zichzelf verhoogt, vernederd zal worden,
maar hij die zichzelf vernedert, verhoogd zal worden.”’
Zie voor een nadere verantwoording van de vertaling (i.h.b. van καὶ en πρός in v. 9, πρὸς ἑαυτὸν in v. 11 en παρα in v. 14) hoofdstuk 18 'De rechtvaardiging van de zondaar' van mijn boek 'Het Lucasevangelie onder de loep. Opbouw, stijl en theologie' (Middelburg 2018), p. 235-248.
|