aanmelden
Schriftlezing
website van de Dirk Monshouwer Stichting
H | 3e v.d. herfst | Leesrooster | M | Contact
Rubrieken
Agenda
De DM-Stichting
d Bijbelvertalingen
Gesorteerd op:
Bijbels
d Exegeses
Gesorteerd op:
Bijbels
Nieuws
d Links
Hoe kan ik ...
Paasnacht, 16 april 2022
Genesis 1,1-31
Vertaling
1In het begin schiep God de hemel en de aarde.

2De aarde nu was een barre woestenij,
duisternis op de oervloed
en de Geest van God zweefde over de wateren.

3God zei:
Er moet licht zijn.
En er was licht.
4God zag het licht: ja, het is goed!
God scheidde tussen het licht en de duisternis.
5God noemde het licht dag en de duisternis noemde hij nacht.
Het werd avond en het werd morgen: één dag.

6God zei:
Er moet een gewelf zijn te midden van de wateren
en er moet iets zijn wat scheidt tussen wateren en wateren.
7God maakte het gewelf tussen de wateren
en het scheidde tussen de wateren onder het gewelf
en de wateren boven het gewelf.
En zo was het.
8God noemde het gewelf hemel.
Het was avond en het was morgen: tweede dag.

9God zei:
De wateren onder de hemel moeten verzameld worden op één plaats
en het droge moet gezien worden.
En zo was het.
10God noemde het droge aarde
en de verzameling van de wateren zeeën.
God zag het: ja, het is goed!
11God zei:
De aarde moet groen worden van groen kruid dat zaad uitzaait,
vruchtgeboomte dat vrucht maakt naar zijn aard,
waarin zijn zaad is op de aarde.
En zo was het.
12De aarde deed groen uitgaan,
kruid dat zaad uitzaait naar zijn aard
en geboomte dat vrucht maakt waarin zijn zaad is naar zijn aard.
En God zag het: ja, het is goed!
13Het was avond en het was morgen: derde dag.

14God zei:
Er moeten lichten zijn aan het gewelf van de hemel
om te scheiden tussen de dag en de nacht;
zij moeten tot tekenen en gezette tijden zowel voor dagen als jaren zijn
15en zij moeten zijn tot lichten aan het gewelf van de hemel
om te lichten over de aarde.
En zo was het.
16God maakte de twee grote lichten.
Het grote licht tot heerschappij over de dag
en het kleine licht tot heerschappij over de nacht en de sterren.
17God plaatste ze aan het gewelf van de hemel om te lichten over de aarde,
18om te heersen over de dag en over de nacht
en om te scheiden tussen het licht en de duisternis.
God zag het: ja, het is goed!
19Het was avond en het was morgen: vierde dag.

20God zei:
De wateren moeten wemelen, een gewemel van levende ziel,
en gevogelte moet rondvliegen over de aarde langs het gewelf van de hemel.
21God schiep de grote zeedraken
en alle levende, kruipende, ziel waarvan de wateren wemelen naar hun aard
en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard.
God zag het: ja, het is goed!
22God zegende hen en zei:
Draag vrucht en vermenigvuldig je en vul de wateren van de zeeën
en het gevleugeld gevogelte moet zich vermenigvuldigen op de aarde.
23Het was avond en het was morgen: vijfde dag.

24God zei:
De aarde moet levende ziel doen uitgaan naar zijn aard,
het vee, het kruipende en het wildleven van de aarde naar zijn aard.
En zo was het.
25God maakte het wildleven van de aarde naar zijn aard
en het vee naar zijn aard
en al het kruipende van de akker naar zijn aard.
God zag het: ja, het is goed!
26God zei:
Laten wij een mens1 maken naar ons beeld als onze gelijkenis;
zij moeten heersen over de vissen van de zee
en over het gevogelte van de hemel
en over het vee en over geheel de aarde
en over al het kruipende dat kruipt over de aarde.
27God schiep de mens naar zijn beeld.
Naar het beeld van God schiep hij hem.
Mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen.
28God zegende hen.
God zei tot hen:
Draag vrucht en vermenigvuldig u, vul de aarde en onderwerp haar.
Heers over de vissen van de zee en over het gevogelte van de hemel
en over al het levende dat over de aarde kruipt.
29God zei:
Zie, ik geef jullie al het zaadzaaiende kruid
dat over het aangezicht van de hele aarde is
en al het geboomte waarin zaadzaaiende boomvrucht is
– het moet jullie tot eten zijn.
30En voor al het wildleven van de aarde
en voor al het gevogelte van de hemel
en voor al het kruipende over de aarde waarin een levende ziel is,
moet al het groene kruid tot eten zijn.
En zo was het.
31God zag alles wat hij gemaakt had.
En zie – zeer goed!
Het was avond en het was morgen: de zesde dag.
Noten
1Hebreeuws אָדָם hier ook te zien als collectief, mensheid, mensen; vandaar ook de meervoudsvorm van de volgende werkwoorden en het laatste woord van v. 27.
Afdrukken | vertaling door Wout van der Spek | bij Paasnacht
Laatste wijziging 25 Mar 2019 15:15:23
Reacties: nog geen reactie. Gebruik, als u bent ingelogd, b om te reageren.
Andere vertalingen: Gen. 1,1-31 [OT] , Gen. 1,1-31 [OT] , Gen. 1,1-31 [OT] , Gen. 1,1-31 [OT] , Gen. 1,1-31 [OT] , Gen. 1,1-31 [OT] , Gen. 1,9-13 [OT-alt] , Gen. 1,1-31 [OT-alt] , Gen. 1,1-31 [OT] , Gen. 1,1-31 [OT] , Gen. 1,1-31 [OT]

Paasnacht - wit
Geen afbeelding opgegeven.

Overige teksten:

Sef. 3,12-20 [OT]
Gen. 1,1-31 [OT]
Gen. 2,1-3 [OT]
Gen. 22,1-18 [OT]
Ex. 14,15-31 [OT]
Jes. 54,4-14 [OT]
Jes. 55,1-11 [OT]
Ez. 36,24-28 [OT]
Luc. 24,1-11 [Evangelie]

Deze site heeft 235 leden, waarvan 1 online; Bezoekers : vandaag: 81; Colofon