3e na Trinitatis, 17 juni 2018
Marcus 4,26-34
Vertaling
26En hij zei:
Zo is het Koninkrijk van God,
als een mens die zaad zaait op de aarde,
27hij slaapt en staat op
nacht en dag
en het zaad kiemt en groeit uit;
hij weet niet hoe.
28Vanzelf brengt de aarde vrucht voort,
eerst het gras,
daarna de aar,
daarna het volle koren in de aar.
29Maar wanneer de vrucht rijp is,
terstond stuurt hij de sikkel erin,
want de oogsttijd is gekomen1 .
30Ook zei hij:
hoe kunnen wij het koninkrijk van God vergelijken,
of wat is de gelijkenis waarmee we het kunnen verduidelijken23 ?
31Het is als het mosterdzaadje,
dat, wanneer het gezaaid is op de grond,
het kleinste is van alle zaden op aarde
32en wanneer het gezaaid is,
groeit het op
en het wordt groter dan alle tuinkruiden
en maakt grote takken,
zodat de vogels van de hemel
in de schaduw kunnen nestelen4 .
33en met veel van deze gelijkenissen
sprak hij het woord tot hen,
zodat zij het konden horen.
34maar hij sprak niet tot hen zonder een gelijkenis,
maar alleen met zijn discipelen
legde hij alles uit.
Noten
1 | Zie Joël 3:13 | 2 | τιθημι: brengen/plaatsen; Louw-Nida stellen hier als vertaling voor: uitleggen/duidelijk maken | 3 | zie Jesaja 40:18 | 4 | Zie Psalm 104:12, Ezechiël 17:23; Ezechiël 31:6. Zie ook Daniël 4:11-12 |
|