6e van Pasen, 6 mei 2018
1 Johannes 4,7-21
Geloven in deze God is leven in liefde
Inleiding
Het grote verhaal van Vader, Zoon en Geest vindt zijn vervolmaking in de beweging van wat (met typische Johannes-woorden) aangeduid wordt met leven en liefde. Zo stemmen God en mensen overeen.
Vertaling
7Geliefden,
laten we elkaar liefhebben,
omdat die liefde uit deze1 God2 is,
en ieder die in liefde leeft3 uit deze God geboren is en deze God kent.
8Wie niet in liefde leeft heeft deze God niet leren kennen,
omdat deze God liefde is.
9Hierin is de liefde van deze God duidelijk gebleken onder ons:
deze God heeft zijn Zoon, zijn unieke4 zoon, uitgezonden –
naar de wereld, opdat wij zouden leven door hem.
10Hierin bestaat de liefde:
niet dat wij God hebben liefgehad –
maar dat Hij ons liefhad
en zijn Zoon uitzond als een verzoeningsoffer voor wat bij ons misging5 .
11Geliefden,
als deze God ons zo liefhad,
dienen6 ook wij elkaar7 lief te hebben.
12Een god8 heeft niemand ooit aanschouwd –
als wij elkaar liefhebben,
woont9 deze God in ons
en is zijn liefde in10 ons volmaakt geworden11 .
13Hieraan herkennen wij dat wij in Hem wonen en Hij in ons:
dat Hij ons van zijn Geest gegeven12 heeft.
14En wij – wij hebben aanschouwd en getuigen ervan
dat de Vader de Zoon uitgezonden heeft als Bevrijder van de wereld.
15Wie maar belijdt dat Jezus de Zoon van deze God is –
deze God woont in hem en hij in deze God.
16En wij – wij hebben leren kennen en vertrouwen
de liefde die deze God in ons onderhoudt.
Deze God is liefde,
en wie woont in die liefde –
in deze God woont hij en deze God woont in hem.
17Hierin is deze liefde bij ons volmaakt13 geworden
— opdat we vrijuit kunnen spreken op de dag van het oordeel –
dat zoals Hij is ook wij zijn in deze wereld14 .
Vrees is er niet in de liefde –
18integendeel: de volmaakte liefde gooit15 die vrees eruit,
omdat vrees verband houdt met straf:
wie bevreesd is, is niet volmaakt in de liefde.
19Wij – wij leven in liefde,
omdat Hij als eerste ons liefhad.
20Als iemand zegt: ik heb deze God lief, en zijn broeder-of-zuster haat –
die is een bedrieger;
want wie niet liefheeft zijn broeder-of-zuster die hij ziet,
kan deze God die hij niet ziet niet liefhebben.
21Dit gebod hebben wij van Hem –
opdat wie deze God liefheeft ook liefheeft zijn broeder-en-zuster.
Noten
1 | het gaat steeds om deze bijzondere God (zie m.n. vs. 12), vandaar de vertaling van het lidwoord met ‘deze’ en ‘die’ | 2 | de motiefwoorden staan cursief | 3 | sterker dan ‘liefhebben’ in het algemeen | 4 | geeft beter de theologische bedoeling en inzet weer dan het weinig zeggende, versleten woord ‘eniggeboren’ | 5 | sprekender dan ‘zonden’ | 6 | beter dan het harde ‘moeten’ (NB en NBV | 7 | hier zou je ‘God’ verwachten, maar Jacobus schrijft ‘elkaar’; hier blijkt de mensgerichtheid van deze bijzondere God! | 8 | het gaat hier om god-in-het-algemeen, zonder aanwijzend lidwoord, in onderscheid met de Vader van Jezus | 9 | concreter dan ‘blijven’ | 10 | lijfelijker dan ‘bij’ (NB), zo ook NBV | 11 | dit werkwoord benadrukt de handeling | 12 | de NBV laat dit woord helaas weg | 13 | de NBV verzwakt dit tot ‘werkelijkheid’ | 14 | de NBV creëert een tegenstelling met ‘hoewel’ | 15 | sterker dan ‘sluit uit’ (NBV) |
|