Rubrieken
Agenda
De DM-Stichting
Gesorteerd op: Bijbels
Gesorteerd op: Bijbels
Nieuws
Hoe kan ik ...
|
Pasen, 1 april 2018
Genesis 2,4-25
Vertaling
4 Dit zijn de verwekkingen van de hemel en de aarde, toen zij werden geschapen.
Toen JHWH, God, aarde en hemel maakte
5 — er was nog geen enkele struik van het veld op de aarde,
geen enkele plant van het veld was nog opgeschoten,
want JHWH had het niet op de aarde laten regenen
en er was geen mens om de akker te bewerken,
6 maar er kwam vocht op uit de aarde
en bevochtigde heel het oppervlak van de akker –
7toen vormde JHWH, God, de mens uit stof van de akker,
en hij blies in zijn neusgaten de levensadem.
Zo werd de mens een levend wezen.
8En JHWH, God, plantte in het oosten een tuin aan, in Eden,
en hij plaatste daar de mens die hij had gevormd.
9 En JHWH, God, liet uit de akker allerlei bomen opschieten,
aantrekkelijk om te zien en geschikt voor voedsel
en in het midden van de tuin stonden de levensboom
en de boom van de kennis van goed en kwaad.
10Een rivier ontspringt in Eden om de tuin te bevochtigen
en vandaar vertakt zij zich en is geworden tot vier stromen.
11De naam van de eerste is Pison.
Die omgeeft heel het land Havila waar het goud is.
12Het goud van dat land is goed.
Daar is de hars en de edelsteen karneool.
13De naam van de tweede rivier is Gichon.
Die omgeeft heel het land Nubië.
14De naam van de derde rivier is Chiddèqel.
Die loopt oostelijk van Assur
en de vierde stroom is de Eufraat.
15JHWH, God, nam de mens en plaatste hem
in de tuin van Eden om die te bewerken en te behoeden.
16JHWH, God, gebood de mens:
Van alle bomen van de tuin kun je zeker eten,
17maar van de boom van de kennis van goed en kwaad mag je niet eten,
want op de dag dat je daarvan eet, zul je zeker sterven.
18JHWH, God, zei:
Het is niet goed dat de mens alleen is.
Ik zal een helper voor hem maken als zijn tegenover.
19JHWH, God, vormde uit de akker alle wilde dieren van het veld,
en al de vogels aan de hemel.
Hij bracht ze naar de mens om te zien hoe die hen noemen zou
en welke naam de mens de levende ziel zou geven, dat werd zijn naam.
20De mens noemde namen voor al het vee
en voor de vogels aan de hemel en voor alle wilde dieren op het veld,
maar voor de mens vond hij niemand gelijk aan hem.
21Toen deed JHWH, God een diepe slaap op de mens vallen zodat hij sliep
en hij nam hij één van zijn zijden en sloot de plaats toe met vlees.
22En JHWH, God, bouwde de zijde, die hij van de mens had weggenomen
tot een vrouw en hij bracht haar tot de mens.
23Toen zei de mens:
Deze is het dit keer,
been van mijn gebeente,
vlees van mijn vlees,
deze wordt genoemd: vrouw1
want uit de man is zij genomen!2
24Daarom verlaat een man zijn vader en zijn moeder
en hecht zich aan zijn vrouw; zo worden ze één vlees.
25Zij beiden waren naakt, de mens en zijn vrouw
en zij schaamden zich voor elkaar niet.
Noten
1 | Hebreeuws iesja | 2 | Hebreeuws iesj |
|