3e van Pasen, 30 april 2017
Ezechiël 34,11-16
Vertaling
11Want zo zegt mijn heer JHWH:
Zie, ikzelf zal er zijn
om navraag te doen naar mijn schapen
en mij om hen te bekommeren.
12Zoals een herder zich om zijn kudde bekommert
ten dage dat hij zich te midden van zijn verspreide schapen bevindt
zo zal ik mij om mijn schapen bekommeren
en hen redden uit alle plaatsen
waarheen zij verstrooid zijn
ten dage van bewolking en donkerheid.
13Ik zal hen doen uittrekken uit de volken
hen verzamelen uit de landen
en hen naar hun [eigen] grond doen komen.
Ik zal hen weiden op de bergen van Israël
in de beekbeddingen
en in alle bewoonde delen van het land.
14Op goede weide zal ik hen weiden
op de hoge bergen van Israël zal de plaats zijn waar zij weiden.
Daar zullen zij zich neerleggen op een goede plaats om te weiden
en een vette weide in Israëls bergen afgrazen.
15Ikzelf zal mijn schapen weiden
ikzelf zal hen doen neerliggen.
— godsspraak van mijn heer JHWH —
16Wat verloren is zal ik zoeken
wat uiteengejaagd is doen terugkeren
wat gebroken is verbinden
en wat ziek is versterken
maar wat vet en sterk is
zal ik verdelgen.
Ik zal hen weiden zoals het recht het voorschrijft
|