Rubrieken
Agenda
De DM-Stichting
Gesorteerd op: Bijbels
Gesorteerd op: Bijbels
Nieuws
Hoe kan ik ...
|
6e van de 40 dagen, 9 april 2017
Johannes 12,12-24
Inleiding
De profetie beleefd en de godvrezenden die willen zien
Vertaling
12De volgende morgen is de grote menigte
gekomen voor het feest1 .
Zij horen:
Jezus komt naar Jeruzalem2 ,
13Zij nemen de palmtakken3 van de palmen4
gaan uit, hem tegemoet
en ze hebben geschreeuwd:
Hosanna!
Gezegend hij die komt in naam van de Heer!
De koning van Israël!5
14Maar Jezus6 vindt7 een ezeltje8 .
Hij gaat daarop zitten, zoals is geschreven:
15Vrees niet, dochter van Sion9 ,
zie, je koning komt,
gezeten op het veulen van een ezel10 !
16Dit herkennen zijn leerlingen eerst niet,
maar, wanneer Jezus wordt verheerlijkt,
herinneren zij
dat deze dingen over hem zijn geschreven11
en dat ze deze dingen voor hem hebben gedaan.
17De menigte gaat getuigen,
die bij hem was
toen hij Lazarus heeft geroepen
uit de graftombe
en hem opwekte uit de doden12 .
18Daarom komt de menigte hem ook tegemoet,
omdat ze horen dat hij dit teken heeft gedaan.
19Maar de Farizeeërs zeggen tegen elkaar:
Zie je wel? Men bereikt niets.
Kijk, de hele wereld gaat achter hem aan.
20Er waren enkele Hellenen13 onder hen die opgaan
om te aanbidden op het feest14 .
21Die nu, komen bij Filippus,
— die van Bethsaida in Galilea.
Zij hebben hem gevraagd
en gezegd:
Heer, wij willen Jezus zien!15 "
22Filippus komt
en zegt het Andreas;
Andreas en Filippus16 komen
en zeggen het Jezus.
23Maar Jezus antwoordt hen en zegt:
Gekomen is het uur17
dat de zoon van de mens verheerlijkt wordt18 .
24Amen, amen, ik zeg jullie:
als de graankorrel niet in de aarde valt
en sterft
dan blijft hij alleen.
Maar als hij sterft
draagt hij veel vrucht.
Noten
1 | Pesach cf. 11: 55 | 2 | cf. Joh. 2:13; Joh. 5:1; Joh. 7:10; bij Johannes 4x | 3 | βαΐον — Koptisch; cf. Lev. 23:40 | 4 | φοῖνιξ | 5 | Cf. Ps. 118:26 en Ps. 89:19; Hoogl. 3:11 | 6 | cf. Joh. 6:15 | 7 | cf. Joh. 2:14; Joh. 5:14; Joh. 9:35; Joh. 11:17 | 8 | cf. Ex. 15:1; Ps. 33:17 | 9 | Jes. 40,9; Ps. 2:6 | 10 | Zach. 9,9 | 11 | Cf. Joh. 2:22 | 12 | Cf. Joh. 11:1-44 | 13 | Godvrezenden Hand. 10:2; 13:16; 17:4. Goyim. Cf. Ps. 47:10, Ps. 68:32 | 14 | Zach8: 20 — 23 | 15 | ὁράω; cf. Joh. 20:5: βλέπω — zien, waarnemen; vs. 6: theoreoo — aandachtig bekijken, inzien; vs8: oraoo — doorzien, iets doorhebben. Hier: oraoo, veel meer dan bekijken | 16 | beiden hebben een Griekse naam | 17 | cf. Joh. 2:4; 7:6, 8; 7:30; 8:20 en 13:1; 17:1 | 18 | Jes. 52,13 |
|