5e van de herfst, 16 oktober 2016
Genesis 37,12-28
Jozef door zijn broers verkocht naar Egypte
Vertaling
12Zijn broeders waren weggegaan
om het kleinvee van hun vader te weiden in Sichem.
13Israël zei tegen Jozef
Je broeders zijn zoals je weet in Sichem aan het weiden.
Vooruit, ik wil je naar hen toe zenden.
Hij zei tegen hem:
Hier ben ik!
14Hij zei tegen hem:
Ga dan zien of ze in vrede zijn, je broeders
en of het kleinvee in vrede is
Vanuit het dal van Hebron zond hij hem weg
en zo kwam hij naar Sichem.
15Een man vond hem:
Kijk, daar was hij aan het ronddwalen op het veld.
Die man vroeg hem:
Wat zoek je?
16Hij zei:
Mijn broeders ben ik aan het zoeken.
Deel mij toch mee waar ze weiden.
17De man zei:
Ze zijn van hier opgebroken.
Ik heb ze namelijk horen zeggen:
`Laten we naar Dotan gaan.´
Dus ging ]ozef achter zijn broeders aan
en hij vond hen te Dotan.
18Zij zagen hem van verre
en voordat hij dichter bij hen kwam
bekonkelden ze over hem dat ze hem zouden doden.
19De broeders zeiden tegen elkaar:
Daar komt die dromen-meester aan!
20Nu, vooruit, laten we hem ombrengen
en in een van de waterputten gooien.
Dan zeggen we: een wild dier heeft hem verslonden!
Dan zullen we nog eens zien wat er van zijn dromen terecht komt!
21Ruben hoorde toe; hij wilde hem uit hun hand redden.
Hij zei:
Laten we niet zijn leven aanranden.
22Ruben zei tegen hen:
Jullie moeten geen bloed vergieten.
Gooi hem in die put daar in de woestijn
maar sla niet de hand aan hem
... om hem namelijk te redden uit hun hand
… om hem naar zijn vader terug te laten keren.
23Het gebeurde zodra Jozef bij zijn broeders was aangekomen
dat ze Jozef zijn mantel afrukten
— de kleurige mantel die hij aan had —
24en ze namen hem mee en gooiden hem in de put.
De put was leeg, er stond geen water in.
25Zij gingen zitten om brood te eten.
Toen ze hun ogen opsloegen, zagen ze:
daar kwam een karavaan van Ismaëlieten aan, uit Gilead.
Hun kamelen droegen cistushars, balsem en harsschors.
Ze waren op weg om [dat] af te voeren naar Egypte.
26Toen zei Juda tegen zijn broeders:
Wat voor gewin levert het op, dat we onze broeder ombrengen
en het vergieten van zijn bloed verdoezelen?
27Vooruit, laten we hem aan die Ismaëlieten verkopen.
Onze eigen hand, die moet niet tegen hem zijn
want hij is onze broeder, ons eigen vlees [en bloed].
Zijn broeders gaven daaraan gehoor.
28Maar er kwamen Midjanitische mannen voorbij, opkopers
en die trokken Jozef op en haalden hem omhoog uit de put
en verkochten Jozef aan de Ismaëlieten voor twintig stuks zilver
en die zorgden er dus voor dat Jozef in Egypte kwam.
|