6e na Epifanie, 12 februari 2017
1 Korintiërs 2,6-11
Inleiding
"De wijsheid van vóór alle tijden
spreekt luid en dringend haar woord" LB846
Vertaling
6Wijsheid, wij spreken [erover]
onder de ingewijden1 ,
wijsheid, niet van deze eeuw,
noch van de leiders van de eeuw,
die zullen voorbijgaan2 .
7Maar wij spreken van Gods wijsheid
in het mysterie,
die verborgen is geweest,
die God heeft voorbestemd voor eeuwen,
tot onze heerlijkheid,
8die niemand van de leiders van deze eeuw
heeft gekend.
Want als ze haar gekend hadden,
zouden ze de Heer der heerlijkheid
niet gekruisigd hebben.
9Maar zoals geschreven staat:
wat geen oog gezien heeft en geen oor gehoord
en in geen mensenhart is opgekomen:
al wat God heeft bereid3 ,
voor wie hem liefhebben4 .
10Aan ons heeft God [het] geopenbaard, door de geest.
Want de geest doorzoekt5 alles,
ook de diepten van God.
11Want wie weet onder de mensen wat des mensen is,
alleen de geest van de mens die in hem is.
Zo kent ook niemand wat van God is,
dan de geest van God.
Noten
1 | τέλειος — volmaakten cf. LXX Dt. 18:13 en Gen. 6:9 | 2 | met het oog op 1Kor. 3:11, 13: wat voorbijging, verdween | 3 | Cf. Ex. 23:20 | 4 | Jes. 52:15; Jes. 64:4; Jer. 3: 6 | 5 | ἐρευνάω — onderzoeken, doorzoeken |
|