Rubrieken
Agenda
De DM-Stichting
Gesorteerd op: Bijbels
Gesorteerd op: Bijbels
Nieuws
Hoe kan ik ...
|
Kerstnacht, 24 december 2016
Titus 2,11-14
Zichtbare genade
Inleiding
Titus is een christen van heidense afkomst, medewerker van Paulus: Gal. 2:1-5. Hij gaat mee naar het Apostelconvent in Jeruzalem en enkele jaren later zelfstandig naar Korinthe. Volgens 2Tim. 4:10 was hij in Dalmatië en nu (1:5) is hij op Kreta. De brief veronderstelt een christelijke gemeente in een hellenistische omgeving, waar voor het eerst sprake is van een αἱρετικός‚ (3:10). Auteurschap van Paulus is niet onomstreden.
Titus 2:11—14 is de traditionele kerstnachtlezing, Titus 3:4—7 hoort van oudsher bij de „herdersmis”. In de oosterse kerken is Epiphanie het grote feest op 6 januari}
Vertaling
11Verschenen1 is immers Gods genade2
Heilbrengend3 voor alle mensen;
12zij onderwijst ons dat wij
de goddeloosheid4
en de wereldse5 verlangens
loochenend6 ,
bezonnen7 en rechtvaardig en godvruchtig8
zullen leven in de huidige eeuw9 ,
13wachtend10 op het gelukbrengende vertrouwen11
en [de] verschijning12 in heerlijkheid
van onze grote God en redder Jezus Christus,
14die zichzelf heeft gegeven omwille van ons
om ons te verlossen13
van alle wetteloosheid14
en te reinigen voor zich
een volk ten eigendom15 ,
ijverend voor goede werken.
Noten
1 | ἐπιφαίνω — zich vertonen, tevoorschijn komen, verschijnen, zichtbaar worden, Luc 1:79; Hand. 27:20, Tit. 2:11 en 3:14 | 2 | χάρις‚ in LXX voor Hebr. גְּדוּלָה, חָלַק, חֵן, חֵסֵד, טֹוב, רַחַם, רָצֹון. Toevoeging KBS „op aarde” staat niet in de grondtekst, wellicht onder invloed van de „kerstgedachte”? | 3 | adj. Zelfst.gebr. Luc. 2:30, Luc. 3:6; Hand. 28:28; Ef. 6:17 | 4 | ἀσέβεια — goddeloosheid Rom. 1:18, Rom. 11:26; 2Tim. 2:16; Tit. 2:12; Jud. 15:18 | 5 | κοσμικός‚ lett: kosmische; cf. Heb. 9:1: een heiligdom voor deze wereld | 6 | ἀρνέομαι: weigeren, afwijzen, loochenen | 7 | σωφρόνως‚: verstandig, bezonnen | 8 | elementen die betrekking hebben op de mens zelf, op de medemens en op God | 9 | αἰών | 10 | προσδέχομαι op— afwachten, opnemen, ontvangen, verdragen, dulden afwachten | 11 | μακαρίαν ἐλπίδα: dat wat met recht gehoopt wordt, in vertrouwen | 12 | ἐπιφάνεια: seculier gebruikt voor officieel bezoek van koning of keizer, als geboorte van een godheid afkomstig uit Egypte. Verschijning van een god om redding te brengen; uiterlijke glans, roem. Epifanie de zichtbare wederkomst van Christus. LXX voor יָרֵא: vrezen, dus vreeswekkend, ontzagwekkend | 13 | λυτρόω — (med.) verlossen, bevrijden Luc. 24:21; zie ook Ez. 37:23 liturgie van de Paasnacht. | 14 | ἀνομία — wetteloosheid, ongerechtigheid, alles wat zich niet aan de nomos houdt. Zie Ps. 130:8. Chouraqui: 'non-tora'. In LXX o.a. gebruikt voor Hebr. zowel אָוֶן als אָבֵל, bewuste en onbewuste zonde | 15 | περιούσιος: rijk, vermogend, uitverkoren, eigen: kostbaar וִיִ֨יתֶם לִ֤י סְגֻלָּה֙ מִכָּל־הָ֣עַמִּ֔ים כִּי־לִ֖י כָּל־הָאָֽרֶץ) in Ex. 19:5 (liturgie voor Pinksteren) en Deut. 7:6, Deut. 14:2, Deut. 26:18. In NT alleen hier te vertalen als eigendom. Naardense Bijbel: "gemeente" |
|