Biddag, 11 maart 2015
Marcus 4,1-9
Inleiding
De gelijkenis van het zaaien.
Vertaling
1En weer begint hij te onderwijzen bij de zee.
Er verzamelt zich bij hem een zeer talrijke menigte,
zodat hij in een boot stapt
om zich op de zee1 te vestigen;
en heel de schare, zij zijn bij de zee, op het land.
2Hij onderwijst hen veel dingen in gelijkenissen;
hij zegt tegen hen in zijn onderwijs:
3Hoort! Zie de zaaier gaat uit om te zaaien.
4En het gebeurt bij het zaaien
dat een deel langs de weg valt en de vogels komen en eten het op.
5Een ander deel valt op de rotsen,
waar het niet veel land heeft,
terstond ontspruit het omdat het geen diepte aan land heeft;
6wanneer de zon opkomt, verschroeit het,
en omdat het geen wortel heeft, verdroogt het.
7een ander deel valt tussen de dorens
en de dorens komen op en verstikken het
en het geeft geen vrucht.
8En het overige valt in het goede land,
geeft vrucht en komt op en stoelt uit,
en brengt dertig-, zestig— en honderdvoudig op.
9Hij heeft gezegd:
wie oren heeft om te horen, hoor!.
Noten
1 | Zou Marcus hier de 'volkerenzee'op het oog hebben? |
|