6e na Epifanie, 15 februari 2015
2 Koningen 5,1-15
Vertaling
1Naäman nu, de overste van het leger van de koning van Aram,
was een groot man voor het aangezicht van zijn heer
in hoog aanzien
want door hem had JHWH aan Aram redding gegeven
en die man
— hij was een dappere held —
werd door een huidziekte getroffen.
2Toen de Arameeërs op rooftocht waren uitgetrokken
hadden zij uit het land Israël een klein meisje gevangen meegenomen.
Zij was in dienst van Naämans vrouw.
3Zij zei tot haar meesteres:
Ach was mijn heer maar in dienst van de profeet in Samaria
dan zou die zijn huidziekte van hem wegnemen.
4Hij kwam
en meldde zijn heer:
Zo en zo heeft het meisje gesproken
dat uit het land Israël komt.
5De koning van Aram zei:
Komaan, ga heen
ik zend een brief aan de koning van Israël.
Hij ging heen, nam in zijn hand tien schijven zilver mee
zes duizend [sikkels] goud
en tien reservekleren
6en bracht aan de koning van Israël de brief waarin gezegd werd:
Nu dan, zodra deze brief tot jou komt
zie, ik heb mijn dienaar Naäman tot je gezonden
opdat jij zijn huidziekte van hem wegneemt.
7Het geschiedde zodra de koning van Israël de brief had gelezen
dat hij zijn kleren scheurde
en zei:
Ben ik de godheid dat ik zou kunnen doden en levend maken
dat deze [man] mij iemand zendt
om zijn huidziekte van hem weg te nemen.
Je moet toch inzien
dat hij een voorwendsel zoekt om ruzie met me te maken.
8Het geschiedde toen Elisa, de man gods, hoorde
dat de koning van Israël zijn kleren had gescheurd,
dat hij [iemand] naar de koning zond om te zeggen:
Waarom heb jij je kleren gescheurd?
Laat hij toch naar mij toe komen
en weten dat er een profeet in Israël is.
9Naäman kwam met zijn paarden en met zijn wagenpark
en bleef staan bij de deur van Elisa´s huis.
10Elisa zond een bode naar hem om te zeggen:
Ga heen en baad je zevenmaal in de Jordaan
dan wordt je vlees weer gezond en zul je rein worden.
11Maar Naäman werd boos en ging heen.
Hij zei:
Zie, ik zei bij mijzelf
hij zal zeker naar buiten komen en blijven staan
hij zal de naam van JHWH zijn god aanroepen
en zijn hand heen en weer bewegen over de plaats
en [zo] de huidziekte wegnemen.
12Zijn niet de Abana en de Parpar, de rivieren van Damascus,
beter dan alle wateren van Israël?
Zou ik mij daar niet in kunnen baden en rein worden?
Hij wendde zich af en ging in gramschap heen.
13Maar zijn dienaren traden naderbij en spraken tot hem.
Zij zeiden:
Als de profeet u iets groots had opgedragen
zou u het niet hebben gedaan?
Hoeveel te meer als hij tot u zegt: baad je en je zult rein worden.
14Toen daalde hij af.
Hij dook zevenmaal onder in de Jordaan
naar het woord van de man gods
en zijn vlees werd weer gezond
zoals het vlees van een kleine jongen
en hij werd rein.
15Hij keerde terug naar de man gods, hijzelf en zijn hele gevolg.
Hij kwam, bleef staan voor zijn aangezicht
en zei:
Zie, nu weet ik dat er op de hele aarde geen god is behalve in Israël.
|