Trinitatis, 15 juni 2014
Matteüs 28,16-20
De laatste woorden in Galilea.
Inleiding
De opdracht aan de discipelen om wereldwijd de naam van Jezus te laten klinken.
Vertaling
16De elf leerlingen vertrokken naar Galilea,
naar de berg waar Jezus hen heen had gestuurd1 ;
17en toen ze hem zagen,
bewezen ze hem eer2 ,
sommigen twijfelden.
18Jezus kwam dichterbij en sprak tot hen:
“Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde.
19Ga en maak alle volken tot leerlingen3 ;
doop hen in de naam van de vader en de zoon en de heilige geest.
20En onderwijs hen alles te onderhouden wat ik jullie geboden heb
en zie, ik ben met jullie, alle dagen,
tot aan de voltooiing van de tijden4 .
Noten
1 | Er staat een aoristus van τασσω, opdragen, bestemmen/sturen, aanwijzen. De Willibrord (die Jezus hun had aangewezen) is dichter bij de grondbetekenis dan bijv. de NBG (genoemd). | 2 | Het actieve werkwoord (aoristus indicatief) in deze zin, hier draait het dus om. De vertaling van προσκυνεω zou kunnen zijn: eerbewijzen, op de knie vallen voor. In Mat 2 staat in het verhaal van de wijzen hetzelfde werkwoord. In Mat 4, bij de verzoekingen, gebruikt de Boze hetzelfde werkwoord om Jezus op te dragen hem eer te brengen. | 3 | gaan en dopen staan in dit vers in een participium, resp in aoristus en in presens; maak tot leerlingen is in een actieve vorm. | 4 | Vaak is αιων (tijden) in dit vers vertaald als: wereld. |
|