Pasen, 8 april 2012
Handelingen 10,34-48
de heilige Geest valt niet alleen op besnedenen
Inleiding
De toespraak van Petrus in het huis van Cornelius
Vertaling
34Petrus opende zijn mond en zei:
nu vat ik waarachtig
dat God niet eenkennig is
35maar [dat] onder alle volkeren
wie Hem vreest
en gerechtigheid bewerkt,
welkom is;
36het woord dat is gezonden aan de kinderen van Israël
dat het goede nieuws brengt
van vrede door Jezus Christus,
die Heer is van allen,
37jullie weten van die geschiedenis, het nieuws
over geheel Judea,
die begonnen is na de doop
die Johannes verkondigd heeft:
38Jezus van Nazareth,
hoe God hem gezalfd heeft
met heilige Geest en kracht,
die weldoende is doorgegaan
en gezond heeft gemaakt
allen, die onder de dwingende heerschappij van de duivel waren
omdat God met Hem was.
39En wij zijn getuigen
van alles wat Hij gedaan heeft
in de landstreek van de Joden
en in Jeruzalem;
[Hem], die zij hebben weggedaan
door Hem te hangen aan een hout.
40Deze heeft God doen opstaan
op de derde dag
en Hem zichtbaar doen worden;
41niet voor heel het volk
maar voor getuigen
die tevoren waren uitverkoren door God,
aan ons,
die met Hem gegeten
en gedronken hebben
na Zijn opstanding uit de doden.
42En Hij heeft ons opgedragen
het volk te verkondigen
en te getuigen
dat deze is de door God bestemde rechter
van levenden en van doden;
43van deze getuigen alle profeten
dat ieder die in Hem gelooft door Zijn naam
vergeving van zonden ontvangt.
44Petrus is nog bezig met het uitspreken van zijn toespraak1
als de heilige Geest valt
op allen die naar het woord horen.
45De gelovigen uit de besnijdenis
die met Petrus meegekomen waren,
stonden versteld
dat ook over de volkeren de gave van de heilige Geest is uitgegoten.
46Want zij hoorden hen
in talen spreken
en God groot maken.
Toen antwoordde Petrus:
47Kan iemand het water tegenhouden2
dat dezen niet gedoopt worden,
degenen die de heilige Geest ontvangen hebben
zoals ook wij?
48Hij gaf bevel dat zij
in de naam van Jezus Christus zouden worden gedoopt.
Toen vroegen zij hem
enkele dagen te blijven.
Noten
1 | part. ind. praes. | 2 | 4 Mak. 14:17; Job. 12:15 |
|