Tweede zondag van de Veertig dagen, 4 maart 2012
Marcus 9,2-10
Mijn zoon, die Ik liefheb
Inleiding
Markus' vertolking van de opgang van Jezus met Petrus, Jakobus en Johannes op de berg vertoont parallellen met het verhaal van Abrahams opgang met Izak naar de berg Moria.
Vers 1, dat buiten de pericoop valt, is toegevoegd, omdat het direct te betrekken is op wat volgt.
Vertaling
1En hij zei tot hen:
Ik verzeker jullie:
er zijn sommigen van degenen die hier staan
die de dood zeker niet zullen smaken
tot zij gezien zullen hebben
het koninkrijk Gods
gekomen met kracht.
2En na zes dagen nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes1
en bracht2 hen op een hoge berg
waar zij alleen waren.
En hij werd voor hen
van gedaante veranderd.
3En zijn kleed werd sterk stralend wit,
zoals geen voller3 op aarde wit maken kan.
4En aan hen verscheen Elia met Mozes
en zij waren in gesprek met Jezus.
5En Petrus, die antwoordde, zei tot Jezus:
Rabbi, het is goed dat wij hier zijn,
laten wij ook drie tenten maken,
één voor u,
één voor Mozes
en één voor Elia.
6Want hij wist niet hoe hij moest antwoorden,
want zij waren bevangen met vrees.
7En het geschiedde:
een wolk overschaduwde hen,
en er geschiedde een stem uit de wolk:
Dit is mijn zoon, die ik liefheb,
hoort hem!4
8En meteen om zich heen kijkend,
zagen zij niemand dan Jezus alleen
met henzelf.
9En terwijl zij van de berg afdaalden
gaf hij hen strikte aanwijzingen
dat zij niets van wat zij hadden gezien, zouden vertellen,
dan wanneer de zoon des mensen zal zijn opgewekt.
10En zij hielden zich aan dat woord
voor zichzelf overwegende
wat de opwekking uit de doden is.
Noten
1 | let op de parallellen met Gen 22:3, LXX! | 2 | betekenis: opbrengen, offeren | 3 | iemand die wol wast en volt | 4 | Gen 22:2 LXX! |
|