Allerheiligen, 1 november 2011
1 Tessalonicenzen 4,13-18
Inleiding
Hoop achter Jezus aan
Vertaling
13Wij willen jullie niet onkundig laten, broeders-en-zusters,
over hen die ontslapen1 ,
zodat jullie niet treuren,
zoals ook de overigen die geen hoop hebben.
14Want als wij erop vertrouwen
dat Jezus gestorven is en opgestaan,
dan2 zal zo ook3 deze God de ontslapenen door Jezus met hem meebrengen.
15Want dit zeggen wij jullie4 met een woord van de Heer:5
wij die leven, die overblijven tot de komst van de Heer
zullen de ontslapenen zeker niet6 vóór zijn.
16De Heer zelf zal
— op een signaal,
op de stem van een aartsengel en de bazuin van God –
neerdalen van de hemel
en de doden in Christus zullen eerst opstaan,
17daarna wij die leven, die overblijven –
samen met hen zullen wij weggesleurd7 worden in8 wolken,
de Heer tegemoet, de lucht in;
en zo zullen wij altijd met de Heer zijn.
18Troost/bemoedig elkaar zo, in deze bewoordingen9 !
Noten
1 | hier praesens, i.i.t. 14 en 15; de NBV heeft kennelijk =een grondtekst met ‘doden’, of slaat zijn lezers erg laag aan | 2 | de NBV voegt dwingend in ‘moeten wij ook geloven dat...’ | 3 | heel nadrukkelijk de parallel met de weg van Jezus; HSV ‘op dezelfde wijze’ | 4 | de Willibrord heeft met ambtenarentaal ‘dit kunnen wij u meedelen volgens...’ | 5 | en dan volgt tot 2 x toe ‘hoti’, als de inhoud van dit woord van de Heer, de verzen 15b, 16 en 17 | 6 | dubbele ontkenning | 7 | heftig, eig. gewelddadig woord | 8 | niet ‘op’ – vgl. het verschil tussen Mattheus en Marcus/Lucas in het verhaal over Jezus’ komst: de eerste ‘op wolken’, de anderen ‘in wolk(en)’ | 9 | zo NB |
|