Vijfde zondag van de zomer, 17 juli 2011
Matteüs 13,24-43
Gelijkenissen
Vertaling
24Een andere gelijkenis legde hij hen voor:
het koninkrijk van de hemelen is te vergelijken
met een mens die goed zaad op z’n akker zaait1 .
25Als de mensen slapen komt zijn vijand,
zaait dolkruid2 midden tussen de tarwe
en gaat weg.
26Wanneer de halmen zijn uitgelopen en vrucht zetten,
dan komt ook het dolkruid tevoorschijn.
27De knechten van de huisheer komen hem zeggen:
Heer, u had toch goed zaad op uw akker gezaaid?
Vanwaar nu dat dolkruid?
28Zegt hij tot hen:
Een vijandig mens heeft dat gedaan.
De knechten zeggen tot hem:
Wilt u dat we het gaan verzamelen?
29Hij zegt:
Doe maar niet;
anders zouden jullie,
als je het dolkruid verzamelt,
ook tegelijk daarmee de tarwe kunnen ontwortelen.
30Laat ze allebei maar groeien tot de oogst
en op het moment van de oogst zal ik de maaiers zeggen:
verzamel eerst het dolkruid
en bind het in bundels om het te verbranden,
maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.
31Een andere gelijkenis hield hij hun voor en zei:
Het Koninkrijk der hemelen
gelijkt op een mosterdzaadje
dat iemand neemt
en op zijn akker zaait.
32Weliswaar is dit het kleinste van alle zaden,
maar wanneer het opgegroeid is,
is het groter dan de tuingewassen
en wordt het tot een boom,
zodat de vogels van de hemel
in z'n takken komen nestelen.
33Nog een gelijkenis vertelde hij hun:
Het Koninkrijk der hemelen
gelijkt op een zuurdesem
dat een vrouw neemt en verbergt
in drie maten witte bloem,
zodat het helemaal doorzuurd wordt.
34Dit alles sprak Jezus
in gelijkenissen tot de menigte
en zonder gelijkenis sprak hij niet tot hen,
35opdat vervuld zou worden
wat gezegd werd door de profeet
toen hij zei:
Ik zal mijn mond opendoen in gelijkenissen,
Ik zal uitschreeuwen wat verborgen is
sinds de grondlegging van de wereld3 .
36Toen liet hij de menigten achter en ging naar huis.
Zijn leerlingen kwamen bij hem en zeiden:
Verklaar ons de gelijkenis van het dolkruid in de akker!
37En hij antwoordde:
Die het goede zaad zaait, is de mensenzoon.
38De akker is de wereld,
het goede zaad zijn de kinderen van het koninkrijk;
het dolkruid zijn de kinderen van de boze;
39de vijand die het zaait is de duivel;
de oogst is de voltooiing van deze bedeling;
de maaiers zijn de engelen.
40Zoals het dolkruid verzameld wordt
en met vuur wordt verbrand,
zo zal het zijn bij de voltooiing van deze bedeling;
41de mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
en zij zullen uit zijn koninkrijk bijeenbrengen
alles wat aanstoot geeft
en allen die wetteloosheid begaan
42
en ze zullen hen in de vuuroven werpen;
daar zal het geween zijn en het knarsetanden;
43dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon4
in het koninkrijk van hun vader.
Laat wie oren heeft, horen!
Noten
1 | verteltrant: ik kies in een vertelling voor weergave in de tegenwoordige tijd | 2 | dolkruid of dolik:
een raaigras dat bedwelmende werking zou hebben; sinds 1949 verdwenen uit Nederland.
Met name tussen de tarwe een zeer onwelkom onkruid (neemt veel voedsel weg).
Bepaalde varianten kunnen ook giftige zaden produceren. | 3 | Psalm 78:2 | 4 | Dan. 12,3 |
Vijfde zondag van de zomer - groen
 Zelfs de Libanon levert te weig hout Jesaja 40, 16 Overige teksten: Mat. 13,24-43 [Evangelie]
|