Rubrieken
Agenda
De DM-Stichting
d Bijbelvertalingen Gesorteerd op:Bijbels d Exegeses Gesorteerd op:Bijbels Nieuws
d Links
Hoe kan ik ...
|
Goede Vrijdag, 22 april 2011
Matteüs 26,1-75
Inleiding
Maaltijd, overlevering en veroordeling
Vertaling
1En1 het geschiedde toen Jezus al deze woorden2 beëindigd had,
daar zei hij tegen zijn leerlingen: 2Jullie weten dat het over twee dagen3 Pascha4 is dan wordt de zoon van de mens overgeleverd ter kruisiging” 3Toen kwamen de hogepriesters en de oudsten van het volk in vergadering bijeen in de binnenplaats van de hogepriester, die Kajafas5 heette 4en zij beraadslaagden met elkaar hoe zij Jezus door verraad konden vastnemen en doden6 . 5Zij zeiden: Niet op het feest, opdat er geen opstand komt bij het volk. 6Jezus was ondertussen in Bethanië7 aangekomen in het huis van Simon de melaatse8 7Toen kwam een vrouw naar hem toe met een albasten kruik met kostbare mirre9 , zij goot het over zijn hoofd, terwijl hij aanlag 8Maar toen de leerlingen dat zagen werden ze verontwaardigd en zeiden: Waarom deze verkwisting? 9want dit had voor veel verkocht kunnen worden en de armen gegeven. 10Toen Jezus dat merkte zei hij hen: Wat hebben jullie voor last van deze vrouw? want een goede daad heeft ze mij gedaan 11altijd immers hebben jullie de armen bij je. mij hebben jullie niet altijd10 . 12want door die mirre over mijn lichaam te doen deed ze dat voor mijn begrafenis. 13Amen, ik zeg jullie: waar ook maar dit evangelie wordt verkondigd in de hele wereld, zal ook gesproken worden over wat zij deed als herinnering aan haar. 14Toen ging één van de twaalf weg, degene die Judas van Iskariot wordt genoemd, naar de hogepriesters, hij zegt: 15Wat willen jullie mij geven, dan zal ik hem jullie overleveren? en zij zetten voor hem dertig zilverstukken in11 16en van toen af bleef hij zoeken naar een goede gelegenheid om hem over te leveren. 17Op de eerste dag van de ongezuurde broden kwamen de leerlingen naar Jezus, met de woorden: Waar wil je dat wij voorbereidingen treffen om het Pascha te eten? 18Hij zei hen: Gaat naar de stad bij die en die en zegt hem: de meester zegt: mijn tijd is nabij, bij jou houd ik het Pascha met mijn leerlingen. 19De leerlingen deden zoals Jezus hen had opgedragen en zij bereidden het Pascha. 20Toen het dan avond was geworden, lag hij aan12 met de twaalf 21en terwijl zij aten, zei hij tegen hen: Amen ik zeg jullie dat één van jullie mij zal overleveren13 ” 22Heel verdrietig begonnen ze tegen hem te zeggen, de één na de ander: Ik ben het toch niet heer? 23Toen gaf hij als antwoord: Hij die met mij zijn hand in de schotel14 steekt, die zal mij overleveren. 24De zoon van de mens gaat wel heen, zoals over hem geschreven is, maar wee die mens door wie de zoon van de mens wordt overgeleverd. Het was beter voor hem als hij niet geboren was, die mens” 25Judas die hem overleverde zei hem als antwoord: Ik ben het toch niet rabbi? zegt hij hem: Jij zegt het 26Terwijl zij dan aten, nam Jezus brood en nadat hij de zegen heeft gesproken15 , brak hij het, gaf het zijn leerlingen en zei: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. 27Nadat hij de drinkbeker had genomen en de dankzegging16 gesproken, gaf hij hen die met de woorden: Drinkt hieruit allen, 28want dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen is vergoten tot vergeving van zonden. 29Ik zeg jullie: niet zal ik meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt, tot op die dag waarop ik ervan zal drinken met jullie, opnieuw in het koningschap van mijn vader 30Nadat zij de lofzegging17 hadden gezongen, gingen zij naar de Olijfberg18 . 31Toen zei Jezus hen: Allen zullen jullie aanstoot aan mij nemen deze nacht, er staat immers geschreven: ik zal de herder slaan en de schapen van de kudden zullen verstrooid raken19 32maar nadat ik ben opgewekt zal ik jullie voorgaan naar Galilea 33Maar Petrus antwoordde en zei: Wanneer allen aanstoot aan je nemen, ik zal nooit aanstoot aan je nemen. 34Jezus zei hem: Amen ik zeg je dat je deze nacht, voor de haan zal kraaien, mij driemaal zult loochenen. 35Petrus zei hem: Ook al moet ik met je sterven, — je loochenen nooit Op deze manier spraken ook alle leerlingen. 36Toen ging Jezus met hen naar een streek Gethsemane20 genaamd. hij zei zijn leerlingen: Gaan jullie hier maar zitten, terwijl ik wegga om daar te bidden. 37Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeus met zich mee en hij begon bedroefd21 en beangst te zijn. 38Toen zei hij hen22 : Mijn ziel is zeer bedroefd ten dode toe, blijf hier en waak met mij 39Hij ging een weinig verder, viel biddend op zijn aangezicht en zei: Mijn vader23 , indien het mogelijk24 is, laat deze beker25 aan mij voorbijgaan – maar niet zoals ik wil, maar zoals jij…26 40Hij kwam bij de leerlingen en vond hen ingeslapen. Hij zei tegen Petrus: Dus jullie zijn niet bij machte één uur met mij te waken? 41Waakt en bidt dat jullie niet in verzoeking komen. De geest is wel gewillig maar het vlees is zwak27 . 42Opnieuw voor de tweede keer ging hij weg, hij bad en zei: Mijn vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan zonder dat ik hem drink, uw wil geschiede 43Toen hij terugkwam, vond hij hen opnieuw ingeslapen want hun ogen waren zwaar. 44Hij liet hen en ging opnieuw weg om te bidden, voor derde keer28 met opnieuw hetzelfde woord. 45Toen kwam hij bij de leerlingen en zei29 hen: Slaap maar voor de rest en rust uit; Zie!30 De ure is nabij gekomen en de zoon van de mens wordt overgeleverd in de handen van zondaars; 46staat op, laten wij gaan Zie! Nabij gekomen is hij die mij overlevert. 47En terwijl hij nog sprak, zie! Judas, een van de twaalf, kwam en met hem een menigte31 met zwaarden en stokken vanwege de hogepriesters en de oudsten van het volk. 48Degene die hem zou overleveren had hen een teken gegeven, zeggend: Die ik zal kussen, hij is het, grijpt hem. 49Gelijk kwam hij naar voren en zei tegen Jezus: Gegroet rabbi – en hij kuste hem. 50Maar Jezus zei hem: Vriend32 ben je daarvoor hier…33 Toen kwamen zij naar voren, sloegen de handen aan Jezus en grepen hem. 51En zie! een van die bij Jezus waren, strekte zijn hand uit, greep zijn zwaard34 en sloeg de knecht van de hogepriester – hij hakte zijn oor af. 52Toen35 zei Jezus tegen hem: Steek je zwaard terug op zijn plaats; allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen36 . 53Of denk je dat ik niet in staat ben mijn vader erbij te roepen en hij zal mij bijstaan met meer dan twaalf legioenen engelen?37 54Hoe zullen dan de schriften vervuld worden, dat het zo moet38 geschieden? 55En in datzelfde uur zei Jezus tegen de menigte: Als tegen een rover zijn jullie uitgegaan, met zwaarden en stokken om mij te grijpen? dagelijks was ik in de tempel gezeten39 om te leren en jullie hebben me niet gegrepen. 56Maar dit geheel is geschied opdat de schriften vervuld worden. Toen lieten alle leerlingen hem in de steek en vluchtten. 57Degenen die Jezus hadden gegrepen, voerden hem af naar Kajafas40 de hogepriester, waar de schriftgeleerden en de oudsten vergaderd waren. 58En Petrus volgde hem van verre, tot aan de binnenplaats van de hogepriester binnengekomen ging hij zitten bij de knechten, om de afloop te zien. 59De hogepriesters en het hele sanhedrin zochten pseudogetuigenis tegen Jezus, om hem te doden, 60maar zij vonden niets, hoewel velen naar voren kwamen met een pseudogetuigenis; tenslotte kwamen er twee41 61die zeiden: Deze heeft gezegd: ik kan de tempel van God afbreken en in drie dagen opbouwen. 62Opstaande zei de hogepriester tegen hem: Antwoord je niets op wat deze over jou getuigen?” 63Maar Jezus zweeg. Toen zei de hogepriester tegen hem: Ik bezweer je bij de levende God dat je ons zegt of je de Christus bent, de zoon van God42 ” 64Jezus zegt43 tegen hem: Jij zegt het. Maar ik zeg jullie: van nu af44 zullen jullie de zoon van de mens zien zittend aan de rechterhand van de Kracht45 en komend op de wolken van de hemel46 65Toen scheurde de hogepriester zijn kleren47 met de woorden: Hij lastert. Wat hebben wij nog nodig aan getuigenissen? zie, jullie horen de lastering. 66Wat denken jullie? Zij antwoordden en zeiden : Hij is schuldig tot de dood48 67Toen spuugden zij in zijn gezicht en stompten hem en sloegen hem. 68Zij zeiden: Profeteer ons Christus, wie is het die je raakt? 69Petrus zat daarbuiten, in de binnenplaats; daar kwam een dienstmeisje naar hem toe en zei: Jij was ook met Jezus de Gallileër. 70Maar hij ontkende in het front van allen, met de woorden: Ik weet niet wat je zegt 71Toen hij wegging naar het voorportaal, zag een andere hem en zei tegen die daar waren: Deze was met Jezus van Nazareth. 72En opnieuw ontkende hij met een eed: Ik weet niets van de mens. 73Na een tijdje kwamen die daar stonden naar hem toe en zeiden tegen Petrus: Echt waar, jij bent ook een van hen, want ook je manier van praten maakt het duidelijk. 74Toen begon hij te vloeken en te zweren: Ik weet niets van de mens En gelijk kraaide de haan 75en Petrus herinnerde zich het woord dat Jezus gezegd had: voor de haan49 zal kraaien, zul je mij driemaal loochenen. Hij ging naar buiten en weende bitter. Noten
Afdrukken
| vertaling door wiersma
| bij Goede Vrijdag
Laatste wijziging 3 Nov 2020 16:03:51 Reacties: nog geen reactie. Gebruik, als u bent ingelogd, b om te reageren. Andere vertalingen: Mat. 26,31-35 [Evangelie] , Mat. 26,36-46 [Evangelie] , Mat. 26,57-68 [Evangelie] , Mat. 26,30-46 [Evangelie] , Mat. 26,47-75 [Evangelie] Nu...het uur u !, Mat. 26,30-46 [Evangelie]
Overige teksten: Ex. 12,21-28 [OT] |