Trinitatatis, 30 mei 2010
Johannes 3,1-16
Vertaling
1Er was een mens uit de Farizeeen
Nicodemus was zijn naam
een overste van de joden;
2die kwam bij hem in de nacht, en zei tot hem:
Rabbi, wij weten dat je van God bent gekomen
“om ons de weg te leren”
want niemand kan toch die tekens doen die jij doet,
als God niet met hem is?
3Jezus antwoordde hem:
Ja, waarlijk, ik zeg je:
als iemand niet van omhoog geboren wordt
kan hij Gods koningschap niet zien.
4Nicodemus zegt tot hem:
hoe kan een mens geboren worden als hij al oud is?
Hij kan toch niet voor een tweede keer
in de schoot van zijn moeder binnengaan
en geboren worden?
5Jezus antwoordde:
Ja, waarlijk, ik zeg je:
als iemand niet geboren wordt uit water en geest,
kan hij Gods koninkrijk niet binnengaan;
6wat uit het ‘vlees’ geboren is, is vlees;
wat uit de geest geboren is, is geest.
7Verbaas je niet dat ik je zei:
jullie moeten van omhoog geboren worden;
8de wind blaast waarheen hij maar wil,
en je hoort zijn geluid
maar je weet niet waar hij vandaan komt,
of waar hij heengaat:
zo is een ieder die geboren is uit de geest.
9In antwoord sprak Nicodemus tot hem:
hoe kan dàt geschieden?
10In antwoord sprak Jezus tot hem:
jij leert de weg aan Israel, en dit weet jij niet?
11Ja, waarlijk, ik zeg je:
we zeggen wat wij weten,
wij vertellen wat we hebben gezien
maar ons verhaal, dat nemen jullie niet aan!
12Als ik jullie sprak van het aardse,
gaven jullie je vertrouwen niet;
hoe zul je je dan toevertrouwen
als ik jullie spreek van het hemelse?
13[Want niemand is ooit opgegaan naar de hemel
dan wie uit de hemel is neergedaald:
de mensenzoon.]
14Zoals Mozes de slang verhoogde in de woestijn,
zo moet de mensenzoon omhoog gestoken worden.
15opdat een ieder
die zich hem toevertrouwt,
eeuwig leven heeft,
16want zozeer heeft God de wereld bemind
dat hij zijn zoon, zijn enige, heeft gegeven
opdat een ieder die zich hem toevertrouwt
niet ten onder gaat,
maar eeuwig leven heeft.
|