Matteüs 12,46-50

 


Na een korte (verdwaalde?) verhandeling (vs 43-45) over boze geesten die bij voorkeur bij een keurig opgeruimd mens zonder inzicht hun intrek nemen en zo een hele lege generatie verwoesten. De vele tekstvarianten worstelen met de vraag wie de ‘echte’ familie is.

46
Terwijl Hij nog sprak met de menigten,
zie,
de moeder en zijn broers stonden buiten, terwijl ze probeerden om Hem te spreken.
47
[iemand1 zei tegen Hem:
Zie,
uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken U te spreken.]2
48
Hij zei als antwoord aan hem die dit zei:
Wie is mijn moeder,
en wie zijn mijn broers?
49
En terwijl Hij zijn hand uitstrekte naar zijn leerlingen zei hij:
Zie,
mijn moeder en mijn broers;
50
Want wie ook maar de wil van mijn Vader in de hemel zou doen,
die is [ook3 ] mijn broer en zus en moeder.
 

Noten

  1. De toegevoegde zin in א bevat: ‘Eén van zijn leerlingen zei…’↩︎

  2. Dit vers ontbreek in א B L Γ etc.↩︎

  3. Toegevoegd in Θ f13 700 1424 al lat.↩︎

Scroll naar boven