Johannes 4,5-26
- Vertaling: Jan Willem Stam
- voor 12 maart 2023: 3e van de 40 dagen (A-jaar)
- uit Johannes: Johannes 4,5-26
Deze vertaling is gemaakt door Jan Willem Stam.
Noten
-
οὖν: ik kies ervoor dit woord niet concordant met ‘dan’ te vertalen, maar gebruik te maken van verschillende woorden die de functie van οὖν beter weergeven.↩︎
-
praesens, ik vertaal alle praesensvormen met een tegenwoordige tijd↩︎
-
wordt alleen hier genoemd, mogelijk het huidige Askar, werd in het verleden soms ten onrechte als aanduiding voor Sichem gezien↩︎
-
Zie Genesis 33:19; 48:22.↩︎
-
zie noot 1↩︎
-
geteld vanaf zonsopgang, dus ongeveer midden op de dag↩︎
-
zie noot 1↩︎
-
Ἰουδαῖος: De eeuwige vertaalkwestie in het Johannesevangelie, Jood of Judeeër? Hier lijkt mij Judeeërs gepast.↩︎
-
van συγχράομαι: letterlijk ‘samengebruiken’, met dativus ’te maken hebben met…/samengaan met…’↩︎
-
ἂν: dit partikel maakt de mededeling contingent, daarom vertaal ik het werkwoord subjunctief↩︎
-
ἄντλημα:’schepbak’ (Naardense Bijbel)↩︎
-
πάλιν: ‘weer/opnieuw’, maar ook ’terug’, dus: ‘Wie drinkt uit deze put keert terug naar de dorst’↩︎
-
οὐ μὴ: letterlijk ‘nooit niet’↩︎
-
εἰς τὸν αἰῶνα: je kunt hier en even verderop natuurlijk gebruik maken van ‘eeuwig’, dan is het makkelijker concordant te houden, maar de theologische misverstanden liggen dan wel op de loer.↩︎
-
εἰς ζωὴν αἰώνιον↩︎
-
ἄνδρα: ‘mannelijk mens’, sommige vertalingen maken hier ‘echtgenoot’ van.↩︎
-
καλῶς: ’terecht, mooi, fijntjes, voortreffelijk, goed, eerlijk, juist’↩︎
-
προφήτης: letterlijk ‘voor aan-het-licht-brenger’, een profeet zegt Gods woorden voor, soms door de toekomst te voorzien↩︎
-
πατέρες: letterlijk ‘vaders/voorvaderen’↩︎
-
van προσκυνέω: προs ‘in de richting van’ en κυνέω: ‘kussen’, de grond kussen voor een hogergeplaatste↩︎
-
γύναι: ‘vrouw’ (vocativus), zie ook Johannes 2:4, 8:10, 19:26, 20:13, 15↩︎
-
ὥρα, komt 26 keer voor in Johannes↩︎
-
σωτηρία: ‘verlossing/redding/bewaring/behoud/veiligheid’↩︎
-
ἐν πνεύματι καὶ ἀληθείᾳ↩︎
-
ἀναγγελεῖ: ‘aankondigen’ (Naardense Bijbel)↩︎
-
ἐγώ εἰμι: ‘ik ben’, zie ook Johannes 6:35,51; 8:12, 9:5; 10:7,9; 10:11,14; 11:25; 14:6; 15:1,5.↩︎