Jeremia 31,31-34
- Vertaling: Joep Dubbink
- voor 14 april 2022: Witte Donderdag (C-jaar)
- uit Jeremia: Jeremia 31,31-34
Een vernieuwd verbond
31
Kijk, de dagen komen
– spreuk van JHWH –
dat ik met het huis Juda en het huis Israël
een nieuw verbond zal sluiten;
32
niet zoals het verbond dat ik met hun voorouders sloot
ten tijde dat ik hen bij de hand nam
om hen te laten uittrekken uit het land Egypte –
dat verbond met mij dat zij verbroken hebben
terwijl ik [toch] heer over hen ben1 – spreuk van JHWH;
33
34
Dan zullen zij elkaar niet meer leren zeggen
de een de ander, een mens zijn broeder:
‘Je moet JHWH kennen!’
want allemaal zullen ze mij kennen, van klein tot groot – spreuk van JHWH –
want ik zal hun schuld vergeven
en aan hun zonde niet meer denken!
Noten
-
JHWH benadrukt hier, dat hij de ‘senior partner’ is (zie Holladay, Jeremiah II, p. 198) en dat het verbond daarom van hem afhangt; des te absurder dat het volk het verbreekt. ↩︎
-
of: tora. Laten staan van Hebreeuwse woorden verdient i.h.a. geen aanbeveling omdat het niet-ingewijden uitsluit; tegelijk is de verwijzing naar niet zomaar een stukje onderwijs maar déze ‘tora’ wel erg belangrijk; laat het afhangen van de hoorders, lees eventueel ‘tora’ en voeg toe ‘– het onderricht van Mozes.’↩︎
-
Vgl. hiertoe 17,1, waar Juda’s zonde op de tafel van hun hart wordt gegrift; tegelijk is er natuurlijk associatie met Deut. 5,22 de stenen tafelen. ↩︎