Johannes 12,12-24

 


Intocht in Jeruzalem

12
De volgende dag was de grote menigte
naar het feest gekomen1 .
Zij horen:
Jezus komt naar Jeruzalem2,
13
Zij namen de palmtakken3 van de palmen4
gingen uit, hem tegemoet
en schreeuwden5 :
Hosanna!
Gezegend die komt in naam van de Heer
en:
De koning van Israël!6
14
En Jezus7 vond8 een ezeltje9
ging erop zitten,
zoals is geschreven:
15
Vrees niet10, dochter Sion11,
zie, je koning komt,
gezeten op het veulen van een ezel12 !
16
Dit begrepen13 zijn leerlingen eerst niet,
maar, toen Jezus verheerlijkt14 was,
herinnerden zij zich
dat dit over hem was geschreven15
en ze dit met hem hebben gedaan16
17
De menigte,
die bij hem was
toen hij Lazarus heeft geroepen17 uit de graftombe
en hem opwekte uit de doden18 bleef19 (daarvan) getuigen20 .
18
Daarom ging de menigte hem ook tegemoet,
omdat ze gehoord had
dat hij dit teken had gedaan.
19
Maar de Farizeeërs zeiden tegen elkaar:
Zien jullie wel?
Jullie bereiken niets.
Kijk, de hele wereld loopt hem achterna.
 
20
Nu waren er enkele Hellenen21 onder hen
die opgaan
om te aanbidden op het feest22 .
21
Die nu, wendden zich tot Filippus23,
— die van Bethsaïda24 in Galilea
Zij hebben hem gevraagd:
Heer, wij willen Jezus zien!25
22
Filippus gaat26
en zegt het Andreas;
Andreas en Filippus27 gaan
en zeggen het Jezus.
23
Maar Jezus antwoordt hen:
Gekomen is het uur28
dat de zoon van de mens29 verheerlijkt wordt30 .
24
Amen, amen, ik zeg jullie:
als de graankorrel niet in de aarde valt
en sterft
dan blijft hij alleen31
Maar als hij sterft
draagt hij veel vrucht32 .
 

Noten

  1. Pesach cf. Joh. 11:55↩︎

  2. cf. Joh. 2:13; Joh. 5:1; Joh. 7:10; bij Johannes 4x naar Jeruzalem, maar nu ἔρχεται i.p.v. ἀναβαίνω↩︎

  3. βαΐον — Koptisch (Murre); cf. Lev. 23:40 Sukkot↩︎

  4. φοῖνιξ (staan niet in Jeruzalem maar worden nadrukkelijk vermeld: op Pesach wordt Sukkot gevierd!)↩︎

  5. κραυγάζω — alg. blaffen, krijsen, luid roepen, cf. 11: 43↩︎

  6. Cf. Ps. 118:26 en Ps. 89:19; Hoogl. 3:11↩︎

  7. cf. Joh. 6:15↩︎

  8. cf. Joh. 2:14; Joh. 5:14; Joh. 9:35; Joh. 11:17. Niet “zag” zoals NBV. Chouraqui: “trouve un ânon”↩︎

  9. cf. Ex. 15:1; Ps. 33:17↩︎

  10. Zach. 9:9, maar dan: verheug je; Sef. 3:16↩︎

  11. Jes. 40,9; Ps. 2:6↩︎

  12. Zach. 9,9↩︎

  13. herkenden↩︎

  14. NBV “tot majesteit verheven”↩︎

  15. cf. Joh. 2:22↩︎

  16. of: en zo deden zij (nl.de mensen) met hem↩︎

  17. φωνέω↩︎

  18. cf. Joh. 11:1-44↩︎

  19. impf.durativum, zo ook NBV↩︎

  20. de menigte wordt evangelist (Naastepad)↩︎

  21. Godvrezenden Hand. 10:2; Hand. 13:16; Hand. 17:4. Goyim. Cf. Ps. 47:10, Ps. 68:32↩︎

  22. Zach. 8: 20 — 23↩︎

  23. “paardenliefhebber” wsch. genoemd naar de Viervorst die Bethsaïda gebouwd heeft↩︎

  24. “huis van de visser”, nl. aan het meer↩︎

  25. ὁράω; cf. Joh. 20:5: βλέπω — zien, waarnemen; vs. 6: θεωρέω — aandachtig bekijken, inzien; vs8: ὁράω — doorzien, iets doorhebben. Hier: ὁράω, veel meer dan bekijken. Niet: “ontmoeten” zoals NBV en Elderenbosch↩︎

  26. herhaald praesens benadrukt de snelheid van het gebeuren↩︎

  27. Griekse namen↩︎

  28. cf. Joh. 2:4; Joh. 7:6,8; Joh. 7:30; Joh. 8:20 en: Joh. 13:1; Joh. 17:1. In LXX 2x i.v.m. de vastgestelde tijd van Pesach: Ex. 13:10 en Num. 9:2↩︎

  29. “zoon van” in de zin van vertegenwoordigend (Naastepad)↩︎

  30. Jes. 52:13↩︎

  31. “God wil in zijn woord niet alleen blijven” (Naastepad)↩︎

  32. “Geef dat tot U, o Heer, ’t woord van uw welbehagen niet ledig wederkeer’, maar dat het vrucht mag dragen, uw grote naam ter eer” LB 313↩︎

Scroll naar boven