Jesaja 40,12-25
- Vertaling: Karel Deurloo
- voor 19 juli 2020: 5e van de zomer (A-jaar)
- uit Jesaja: Jesaja 40,12-25
Noten
-
Qatal > performatorisch: presens. Inleiding tot het grote rechtsgeding van JHWH met de volken: zijn scheppende ingreep in de geschiedenis. Vgl W.A.M.Beuken, Jesaja II a [POT], 33vv. Zijn exegese is van groot belang voor de vertaling.↩︎
-
De maat van duim– tot pinktop van de gespreide hand. ↩︎
-
De inhoud van de ‘driemaat’ is onbekend. ↩︎
-
Anders dan NBV: Wie wordt er in het beraad betrokken. ↩︎
-
Rechtsgeding: vgl. 41,1; 50,8; 53,8; 54,17.↩︎
-
Zo Naardense Bijbel: beeldend!↩︎
-
De bosrijke Libanon als altaar (anders dan de parafrase van de NBV). ↩︎
-
Vgl. Gen. 1,2 ‘Tohoe wa-bohoe’. ↩︎
-
אֵל= JHWH. Evt. ‘God’ . De Oppergod wordt hier geïdentificeerd met JHWH.↩︎
-
Kennelijke toevoeging, aangehaakt aan ‘gelijkenis’ (vers 18). Daarom met ‘[soms]’ en als vraagzin vertaald.
Deze moeilijke passage is opgevat als de vervaardiging van het beeld en zijn houten sokkel. (Vgl. geheel andere parafraserende weergave van de NBV).↩︎
-
Hapax legomenon: kwestieus. Uit de exegetische voorstellen is gekozen voor ebbenhout vanwege het verband: hout dat niet rot. (Sommigen ontdekken twee beelden, een gegoten en een houten).↩︎
-
yiqtol, modaal vertaald.↩︎
-
JHWH als ‘sterrenherder’ (vgl. herder van zijn volk, 40,11). Bij name roepen, tellen: vgl Ez. 34; Joh 10 etc.↩︎
-
Slaat m.i. op het sterrenheer en niet op JHWH (NBV). ↩︎