Ezra 3,1-6

 


1
De zevende maand brak aan terwijl de Israëlieten in hun steden waren.
En het volk verzamelde zich als één man in Jeruzalem.
2
Toen kwamen1 Jesua, de zoon van Josadek, en zijn broers de priesters in actie
evenals Zerubabel, de zoon van Sealtiël, en zijn broers
en zij bouwden een altaar voor de God van Israël
om daarop hun brandoffers te brengen
zoals staat geschreven in de Tora van Mozes, de man Gods.
3
En zij bouwden het altaar op zijn [oude] fundamenten2
terwijl ze door angst voor de volken van de landen waren bevangen
en daarop brachten zij brandoffers,
brandoffers in de morgen en in de avond3 .
4
Zij vierden het loofhuttenfeest zoals geschreven staat
en brachten dagelijks brandoffers in de voorgeschreven aantallen;
wat op een dag moest gebeuren4 op de eigen dag.
5
En van toen af aan steeds de voortdurende brandoffers,
die voor het begin van de nieuwe maand5
en die voor alle vaste tijden voor JHWH die geheiligd zijn.
En die van allen die vrijwillig een offergave willen brengen6 .
6
Met ingang van de eerste dag van de zevende maand7
zijn zij begonnen met het brengen van brandoffers aan JHWH.
Voor de tempel van JHWH was de fundering [toen nog] niet gelegd.
 

Noten

  1. Het werkwoord staat in het enkelvoud waar wij een meervoud vertalen.↩︎

  2. Mogelijk waren die er nog, vergelijk NB en NBV ↩︎

  3. Num. 28:4 en Ex. 29:38-40↩︎

  4. דְּבַר־יֹ֥ום Het Hebreeuws heeft daar maar twee woorden voor nodig!↩︎

  5. Num. 28, 11-15 De nieuwe maand begint op de dag dat de eerste sikkel van een nieuwe maan zichtbaar is.↩︎

  6. Letterlijk: vrijwillig een vrijwillige offergave offeren. Buber vertaalt: der IHM eine Willigung willigt.↩︎

  7. Num. 29: 1-6 Dit is het religieuze nieuwjaar, een jubeldag met een aangepast “maandoffer”. Het religieuze nieuwjaar wordt gevierd in de zevende maand tisjre (ongeveer samenvallend met september)↩︎

Scroll naar boven