Lucas 10,23-37
- Vertaling: Klaas Eldering
- voor 10 september 2017: 12e van de zomer (A-jaar)
- uit Lucas: Lucas 10,23-37
23 Hij wendde zich tot de leerlingen
en zei tot ieder van hen:
Zalig de ogen die aanschouwen wat jullie aanschouwen,
24 want ik zeg jullie:
vele profeten en koningen
wilden zien wat jullie zien,
en ze zagen het niet;
horen wat jullie horen,
en ze hoorden het niet.
25 En zie: een wetgeleerde stond op
om hem op de proef te stellen en zei:
Meester, wat doe ik om eeuwig leven te beërven?
26 Hij zei tot hem:
Wat staat er in de wet geschreven?
Hoe lees jij [die]?
27 Hij antwoordde hem:
Je zult de Heer je God liefhebben
uit heel je hart, in heel je ziel,
in heel je kracht, in heel je denken –
en je naaste als jezelf.
28 Hij zei tot hem:
Je hebt juist geantwoord;
doe dat, en je zult leven.
29 Maar hij wilde zich rechtvaardigen en zei tot Jezus:
En wie is dan wel mijn naaste?
30 Het oppakkend zei Jezus:
Een mens daalde af van Jeruzalem naar Jericho
en viel in de handen van rovers;
die kleedden hem uit,
sloegen hem in mekaar
en lieten hem halfdood achter.