Matteüs 13,44-52
- Vertaling: Frank Wiersma
- voor 27 juli 2014: 6e van de zomer (A-jaar)
- uit Matteüs: Matteüs 13,44-52
De mens vindt Gods koninkrijk
Noten
-
Midrasj Leviticus Rabba 5 (108b) over de koe van Abba Judan (Antiochië plm. 90) die bij het ploegen in een gat valt, waar een schat wordt gevonden↩︎
-
vanwege de verteltrant is gekozen voor de tegenwoordige tijd, hoewel het praesens in de tekst daarmee de nadruk verliest↩︎
-
het gaat dus niet om de schat of de parel zonder meer, maar om de mens die vindt↩︎
-
heuron — vinden, daar ligt het accent, ook in vs. 46↩︎
-
hupagei — opgaan, praesens↩︎
-
praesens↩︎
-
palin — evenzo, opnieuw↩︎
-
cf. Job. 28:15-19; Spr. 3: 15, 8: 11. Cf. Ev. Thomas 76↩︎
-
aor.praes.: opeens, plotseling. Cf. Mishna Schabbat 119a Jozef verliest op de boot zijn muts waarin hij een parel heeft genaaid, die door een vis wordt opgeslokt. Deze vis wordt weer door Jozef gekocht en zo krijgt hij de parel terug↩︎
-
deze rijke mens richt zich op het koninkrijk↩︎
-
zie vers45↩︎
-
cf. parallel met Mat. 13: 24 — 30 en 36 — 43, vele gelijke woorden. Ook hier gaat het niet om het net als zodanig, maar om wat er mee wordt gedaan. sagènè = sleepnet. Cf. Ev. Thomas kopt. 8↩︎
-
sapra — lett. wilde, cf. Lev. 11: 10 — 11↩︎
-
ponèrous↩︎
-
Dan.3:6↩︎
-
sunhèkate↩︎
-
mathèteuteis verwijzing naar Mathaios?↩︎
-
kaina↩︎
-
palaia↩︎
-
cf. 9:16 — 17. Ev. Thomas kopt. 47↩︎