Jesaja 45,1-7
- Vertaling: Joep Dubbink
- voor 16 oktober 2011: 5e van de herfst (A-jaar)
- uit Jesaja: Jesaja 45,1-7
Koresj de gezalfde van JHWH
Noten
-
LXX heeft hier ‘mijn gezalfde.’ Er is sprake van een wat merkwaardige overgang, je glijdt bijna ongemerkt naar de directe rede, in de LXX wat eerder dan in het Hebreeuws. In vers 1 zegt JHWH weliswaar ‘ik’ maar spreekt nog over Cyrus in de 3e persoon, in vers 2 is pas sprake van echte aanspraak.↩︎
-
Een tikje stijf, om het beeld vast te houden: tegenovergesteld aan je omgorden (ander woord, maar inhoudelijke parallel, zie onder vs. 5, vgl. ook Ex. 12:11, Jer. 1:17 enz.) om iets te gaan doen. NBV ‘ontwapenen’ kan de implicatie zijn, er kan ook sprake zijn van spot: wie het met lang gewaad zonder gordel moet stellen, ziet er al gauw belachelijk uit. Let ook op het ‘openen’ dat in de volgende regel meteen weer voor de deur wordt gebruikt, Buber: ‘öffnend der Könige Hüftgurt, / Türen vor ihm zu öffnen,’ In het Nederlands kan dat niet (in het Twents wel, daar kun je zowel een gordel als een deur ‘los doen’!)↩︎
-
Vgl. Jes. 40:4 voor Israël.↩︎
-
Duistere tekst, door sommigen betrokken op het leegroven van de schatkamers van Croesus door Cyrus.↩︎
-
Vgl. de Cyrus-cilinder (o.a. ANET p. 315), waar het ‘bij de naam roepen’ en volgens sommige weergaven ook het ‘bij de hand grijpen’ (vs. 1) van Cyrus door de god Marduk wordt beschreven. Vgl. ook Jes. 41:13 en Jes. 43:1: dáár Israël toegezegd, hier Cyrus. Om misverstand te voorkomen staat er juist hier zinvol ‘god van Israël’ bij, en wordt in het volgende vers uitgelegd ten behoeve van wie Cyrus geroepen wordt.↩︎
-
De vertaling ‘hoewel, ofschoon’ ligt misschien vanuit bijbels-theologische vooronderstellingen voor de hand (zo ook ongeveer Naardense bijbel, al kende je me nog niet), maar is moeilijk met de tekst (ול×) te verbinden. Ook Luther’s oplossing valt te verdedigen: da du mich noch nicht kanntest. Ik kies voor een weergave die meer interpretaties toelaat: ’terwijl.’↩︎
-
De vertaling van ×‘×¨× staat sinds de oratie van Ellen van Wolde ter discussie. Zij verdedigt de vertaling ´scheiden (van)´; God schept de mens door deze van Hemzelf te scheiden. Voor onze tekst komt ze erop uit, dat God niet de Schepper van het kwade is, maar alleen van het goede. Vooral in de Engelse versie van haar betoog speelt Jes. 45:6-7 een belangrijke rol: Ellen van Wolde, ‘Why the Verb ×‘×¨× Does Not Mean ’to Create’in Genesis 1.1-2.4a’, in JSOT 34 (2009), 3-23.
Argumenten te over tegen haar stelling: er is geen enkele aanwijzing voor, dat dit zo begrepen moet worden, alle versiones begrijpen Gen. 1 op de klassieke manier, en het valt moeilijk te geloven dat de bijbelse auteur een revolutionair concept, dat God de mens schept door deze van Hemzelf af te scheiden, verstopt heeft in een onduidelijke formulering die pas ruim 2000 jaar na dato ontcijferd wordt. Haar argumentatie dat exegeten niet willen lezen wat er staat omdat ze hangen aan de traditionele voorstelling, keert zich tegen haar: juist Van Wolde laat merken, met de gedachte van God als bewerker van het kwaad in Jes. 45:6v en Jes. 45:28-29 niet uit de voeten te kunnen. Die moeite zullen velen met haar delen, maar daarmee ligt juist zij onder de verdenking, de tekst om te buigen naar wat ze graag wil dat er staat. Wie een verklaring voor deze lastige tekst zoekt: mogelijk wordt het hier zo scherp gezegd om een bewuste tegenstelling te creëren met het Perzische dualisme, waarin goed en kwaad, licht en duister door twee godheden vertegenwoordigd worden.↩︎
-
Een echte parallel zou voor ons eerder goed/kwaad of oorlog/vrede zijn (vgl. licht/duisternis in de vorige regel). Sjalom behelst meer dan vrede, omvat harmonie, heelheid, welzijn. Het ‘ongelijke paar’ gehandhaafd, omdat het blijkbaar zo bedoeld is.↩︎