Filippenzen 2,5-11

 


Filippenzen 2: 5 – 11

5
Laat die gezindheid1 in u zijn
die ook in Christus Jezus was,
 
6
die2, in de gestalte3 van God (aanwezig) zijnde
het niet als roof heeft beschouwd gelijk te zijn aan God,
 
7
maar zichzelf heeft ontledigd
door de gestalte van een slaaf aan te nemen,
 
de mensen gelijk geworden is
en in uiterlijk als mens bevonden;
 
8
hij heeft zichzelf vernederd.4
gehoorzaam geworden tot in de dood, de dood aan een kruis.
 
9
Daarom heeft God5 hem verhoogd
en hem de naam boven alle naam geschonken
 
10
opdat in de naam van Jezus
alle knie6 van wie in de hemel, op de aarde en onder de aarde wonen zich zou buigen
 
11
en alle tong zou belijden:
Jezus Christus is Heer
tot eer van God de Vader.
 

Noten

  1. nl. waarvan al sprake was in 2, vs 1 ev., de onderlinge eenheid, in navolging van Jezus↩︎

  2. vs. 6 – 11 worden door velen gezien als een ‘hymne’, al dan niet van Paulus’ hand. In de vertaling hebben we gepoogd de hymne als literaire vorm te doen uitkomen↩︎

  3. morphè, gestalte: Jezus was aanwezig in die gestalte. Er staat niet, dat hij die gestalte ook

    håd (NBV). Dit staat tegenover de gestalte die hij kiest, nl. die van een slaaf↩︎

  4. nederigheid, nl. die ten opzichte van de naaste, is niet bedoeld als vorm van valse be-

    scheidenheid, maar zoals bedoeld in Lev. 18:19↩︎

  5. op dit moment verschuift het onderwerp van Jezus naar God, met als centrum:

    de verheerlijking van de naam↩︎

  6. Citaat uit Jesaja 45:23↩︎

Scroll naar boven