Lucas 19,28-40

 


Intocht in Jeruzalem

28
Na dit gezegd te hebben
ging hij voor hen uit, op naar Jeruzalem
 
29
En het geschiedde toen hij Betfage en Betanië naderde
bij de berg die Olijfberg genoemd wordt
dat hij twee van de leerlingen heenzond
30
zeggend:
Ga naar het dorp daarginds;
als jullie daar binnen komen
zullen jullie een vastgebonden veulen vinden
waarop nog nooit een mens zat.
Maak het los en breng het (hier).
31
Als iemand jullie vraagt:
Waarom maken jullie het los?
zeg dan dit:
Omdat de heer het nodig heeft.
32
Zij die heengezonden werden, gingen
en vonden het zoals hij hen gezegd had.
33
Toen zij het veulen1 los maakten
zeiden de eigenaars tot hen:
Waarom maken jullie het veulen los?
34
Zij zeiden:
Omdat de heer het nodig heeft.
35
En zij brachten het naar Jezus.
Zij wierpen hun kleren op het veulen
en lieten Jezus2 er op zitten.
36
Terwijl hij voort reed
spreidden ze hun kleren onder (hem) op de weg.
37
Toen hij de afdaling van de Olijfberg naderde
begon de hele menigte der leerlingen
verblijd, met luide stem, God te prijzen
over al de machtige daden die zij gezien hadden
38
en zeiden:
Gezegend de komende
de koning in de naam van de Heer!
In de hemel vrede
en heerlijkheid in de hoge3 !
39
Maar sommigen van de Farizeëen in de menigte zeiden tot hem:
Meester
bestraf uw leerlingen!
40
Maar hij antwoordde:
Ik zeg jullie
als dezen zouden zwijgen, zouden de stenen schreeuwen!
 

Noten

  1. “Veulen” wordt enkele malen in dit gedeelte genoemd; nergens wordt “dier” gebruikt (zoals wel in NBV vs.33, 35).↩︎

  2. De eigennaam “Jezus” alleen in dit vers in deze perikoop, en niet in vs. 28 en 39.↩︎

  3. “de Allerhoogste”(NBV) vond ik in geen enkele andere vertaling.↩︎

Scroll naar boven